woensdag 13 januari 2016

Betekenisnuancering bij adjectieven door onderlinge vervanging van –loos en –vrij

Radomír Valeš

            Als een moedertaalspreker van het Tsjechisch die Nederlands leert, word ik vaak verrast door nuttige taalmiddelen die Nederlandstaligen gebruiken om hun meningen in uit te drukken. Een van de vele is betekenisnuancering bij adjectieven door onderlinge vervanging van –loos en –vrij. Ik behandel dus dit onderwerp vanuit een contrastieve invalshoek.

            Morfologisch gezien is –loos een gebonden morfeem dat aan een substantief wordt gesuffigeerd. Vrij is daarentegen een vrij morfeem dat het rechterdeel van adjectieven kan vormen. Het eerste type woordvormingsprocedé noemen we afleiding, het tweede wordt beschouwd als samenstelling.

            Semantisch gezien overlappen beide morfemen in betekenis zonder iets en kunnen in bepaalde gevallen door elkaar gebruikt worden. Men krijgt telkens twee adjectieven die veel gemeenschappelijks hebben maar die toch van elkaar enigszins verschillen. Volgens ANS, bij samenstellingen met –vrij is de gedachte aan een werking aanwezig (vrij maken, stellen of houden van), bij afleidingen op –loos niet.

            Om duidelijkheid te scheppen geeft ANS een voorbeeld: vergelijk autoloos met autovrij in: Het plein moet met het oog op de jaarlijkse kermis autovrij gemaakt worden. In dit geval wordt het gebruik van autoloos twijfelachtig beschouwd, want het plein moet vrij van auto’s gemaakt en gehouden worden. De gewone toestand van het plein is uiteraard niet autoloos. Er moet iets gedaan worden om het gewenste doel te bereiken en het doel is
een plein zonder auto’s.

            Het lijkt dus veilig om te concluderen dat door –vrij voor –loos in te wisselen de zo gevormde adjectieven een specifiekere betekenis krijgen. De keuze voor –vrij impliceert iets dat wenselijk of intentioneel wordt bevonden. Het achtervoegsel –loos draagt algemener betekenis zonder iets intentioneels te impliceren.

            Hoewel aan deze woordvormingsprocedé een beperking wordt voorgeschreven: als het grondwoord een stofnaam is, moet –vrij gebruikt worden, blijkt de praktijk ietwat anders. Naast suikervrij wordt suikerloos vrijwel overal aangetroffen, bv. in suikerloos leven, suikerloos shoppen, kinderen suikerloos opvoeden enz. Een volledige verklaring daarvoor is moeilijk te vinden. Ter verduidelijking haal ik een artikel aan van Taaladvies over vetvrij. Daar wordt uitgelegd dat vetvrij overigens niet per definitie betekent dat iets helemaal vrij van vet is en dat vetloos de juiste keuze is als iets helemaal zonder vet is. Onderlinge vervanging van –loos en –vrij bij adjectieven kan dus ook dienen om de graad van nauwkeurigheid aan te geven en kan beschouwd worden als een ander middel ter betekenisnuancering.

            Ofschoon veel samenstellingen met –vrij via internet kunnen worden getraceerd, omvat bv. het Kernerman Nederlands Leerderswoordenboek (170 000 woorden) slechts 16 adjectieven die gevormd worden door toevoeging van –vrij en die de betekenis zonder iets hebben. Een mogelijke verklaring voor deze discrepantie zou kunnen liggen in het feit dat de toevoeging van –loos en –vrij aan substantieven spontaan door de taalgebruikers wordt toegepast om woorden te vormen die ze nog nooit eerder hebben gehoord, gezien of gebruikt, maar waarvan niettemin de betekenis volkomen evident is, en die dus als gewone woorden worden begrepen.


            In de Slavische en Romaanse talen moet het additionele betekeniselement van gewenstheid of intentie bij adjectieven weergegeven worden door meer dan één woord. Hetzelfde geldt als een spreker van een niet-Germaanse taal de hoeveelheid van een inhoudelijke stof door het gebruik van een adjectief scherper wil afbakenen. Een Nederlandstalige mag dat. Eén verandering in één woord en de betekenisnuance is ten volle uitgevoerd. Ons Tsjechen is dit verschijnsel niet gegund. We moeten ons dus tevreden stellen met het leren van de Nederlandse taal.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten