zaterdag 24 september 2016

Schrijven is zilver…
Professor Pekelder

Veel mensen denken dat schrijftaal beter is dan spreektaal. Taalwetenschappers denken daar anders over. Hoe komt dat? Dat komt omdat taalwetenschappers vooral geïnteresseerd zijn in spontaan taalgedrag, zoals primatologen vooral geïnteresseerd zijn in spontaan gedrag van mensapen. Ze gaan liever het bos in dan de dierentuin. Een gevangen gorilla gedraagt zich anders dan een vrije gorilla. Schrijftaal is gevangen taal, spreektaal vrije taal. In de schrijftaal moet je bijvoorbeeld zinnen maken. In de spreektaal is dat niet nodig. Als iemand je vraagt Hoe open je een wijnfles? Antwoord je Met een kurkentrekker. Daar is niets mis mee. Stel dat je antwoordt Ik open een wijnfles met een kurkentrekker, dan zullen de meeste mensen je vreemd aankijken en denken dat je boekentaal spreekt. Maar waarom interesseren taalwetenschappers zich dan eerder voor vrije dan gevangen taal, kun je je afvragen? Het idee is dat vrije taal een beter beeld geeft van onze mentale grammatica. En dat is uiteindelijk wat de taalkundige wil: erachter zien te komen hoe die eruit ziet. Geeft de gevangen taal dan geen beeld van deze grammatica? Ja en nee. Laten we zeggen dat het beeld een beetje vervormd is. De reden is dat schrijftaal aangeleerd wordt op school. Schrijfvaardigheid is het resultaat van grammaticalesjes van de meester en de juf. De grammatica van de schrijftaal is dus sterk beïnvloed door de schoolgrammatica. Hoe zit dat dan met de mentale grammatica? Waar komt die vandaan? Het antwoord is dat die niet geleerd wordt maar verworven. De verwerving begint waarschijnlijk al in de baarmoeder. De foetus hoort de klanken van vader, moeder, zus en broer. En na de geboorte gaat dat nog een tijdje door. De baby luistert en na een paar jaar begint hij te spreken zonder dat iemand hem de grammaticaregels heeft uitgelegd. Een kind van vijf spreekt zijn moedertaal vlotjes en heeft dus al een uitgebreide mentale grammatica opgebouwd. Mensen zijn daar heel goed in omdat bepaalde genen er net iets anders uit zien dan die van mensapen. Dit verklaart waarom de kleine mens erin slaagt de regels van zijn moedertaal te verwerven door gewoon maar te luisteren naar de taal van de omgeving. Maar ouders corrigeren hun kindjes toch, hoor ik iemand denken? Dat is zeker waar. Bijna een halve eeuw geleden is echter aangetoond dat peuters zich daar niets van aantrekken. In 1971 publiceerde een zekere Martin Braine de volgende levensechte dialoog:

Child: Want other one spoon, Daddy
Father: You mean, you want THE OTHER spoon
Child: Yes, I want other one spoon, please, Daddy
Father: Can you say “The other spoon?”
Child: Other … one … spoon
Father: Say … “other”
Child: other
Father: “Spoon”
Child: Spoon
Father: “Other … Spoon”
Child: Other … spoon. Now give me other one spoon?


Kortom kinderen horen de correcties wel, maar ze luisteren er niet naar. Het zijn hun genen die het ritme van de taalverwerving bepalen.

zondag 18 september 2016


Parijs - Lukáš Vítek

Naar Parijs wilde ik gaan, omdat ik me anderhalf jaar het Frans had geleerd. Dus dacht ik, ga eens naar Frankrijk en spreek daar Frans. Een mooi plan of niet? Inderdaad, maar het duurde heel lang voordat alles geregeld was. Een vriendin van mij verbleef toen namelijk buiten Parijs, al had ze daar het hele semester gestudeerd. Ze was in Bretagne. Uiteindelijk ging ze terug naar de hoofdstad, dus ik kon Nederland veilig verlaten.
Zoals het in het leven van een neerlandicus gaat, alles wat hij doet staat in een of ander verband met het Nederlands. In mijn geval had Remco Campert mij voor Parijs geënthousiasmeerd, in concreto zijn verhaal ‘Verre reizen‘ uit de bundel Alle dagen feest. Dat verhaal gaat over twee jongens die zich in Nederland vervelen en samen naar Parijs gaan.
De reis naar Frankrijk begint een beetje ironisch zoals Camperts verhaal. Toen ik de bus van de Eurolines instapte, nam een assistente van Eurolines mijn geprinte ticket en hield het bij zich. Ik was zonder een retourticket! Die stond geprint op de andere zijde van dat éne bladzijde dat ik had. Dat was vervelend.
In Parijs zelf ging het soepel. Anička, een vriendin van mij, bracht me naar de woning van haar vriend van Tsjechische afkomst Adam, die in Parijs bij zijn oom werkte. De woning was gevestigd vlakbij Jardins du Luxembourg, wat prettig was. Ik wist niet dat er een grote Tsjechische gemeenschap in Parijs bestaat. Ze doen heel veel dingen, waaronder tentoonstellingen organiseren. Anička is een studente kunstgeschiedenis, zij weet alles over de kunst.
De eerste avond keken we naar de portalen van de kathedraal Notre Dame als naar een wonder. Het reliëf boven de hoofdingang bestaat uit zo veel beeldjes die met verrukkelijke kunst gemaakt zijn! Wat een Tsjech opmerkt, is dat de Notre Dame in tegenstelling tot de Sint-Vituskathedraal in Praag breder dan hoger is. Iedere gotiekbouwheer had zijn eigen smaak. De Antwerpse gotiek is anders dan die van Parijs en die van Praag onderscheidt zich van de Parijse gotiek. In de avond zaten we aan de oever van Seine met een wijntje. Heel gezellig.
Louvre vond ik niet leuk. Daar is het te druk en de tentoonstellingen hebben er geen structuur. Eén madona volgt na de ander. Je ziet er het ene topstuk na het andere. Het leukste museum van Parijs is zeker het Centre Pompidou. Voor het museum ligt een aangenaam pleintje, waar je lekker plat kan liggen. Het is verborgen in de schaduw en veel mensen rusten daar uit. Ik werd in het Centre Pompidou door Henri Matisse gefascineerd, vooral door zijn stuk Luxe, Calme et Volupté uit 1904. Het hele Centre Pompidou stelt een groot spel met kleuren voor: Vasilij Kandinsky, František Kupka e.a. Wat ik eveneens kan aanraden is de Place des Vosges. Je vindt daar een leuke tuin, een ideale plaats voor een picknick. Als je nog meer wil zien, kan je het huis van Victor Hugo bezoeken dat in de buurt ligt. Het is verrassend hoe groot dat gezin van Hugo was: enkele afstammelingen van hem zijn vandaag de dag schilders.
En het Frans? Een prachtige taal waarmee je moeite hebt om het goed te beheersen. Enige nuttige woorden zoek je tevergeefs in het woordenboek voor toeristen. ‘Daar’ zeg je ‘la-bas’, ‘geen probleem’ is ‘pas de soucis’ [soesi]. Gelukkig kennen mijn nieuwe vrienden beter Frans dan ik. Leuk om af en toe iets in het Frans te zeggen. De letterlijke vertaling werkt niet. In Nederlandse musea kijk je naar een stilleven, terwijl je ‘dode natuur’ (une nature morte) in Franse musea kan bewonderen. En het is ook mogelijk om een retourticket opnieuw bij de Eurolines te printen, stel je voor, al zeggen ze eerst “C’est ne pas possible, monsieur”.