dinsdag 2 mei 2017

XI

14 is neus

Professor Pekelder

We hebben eerder als eens laten zien dat mensen voor hun telsystemen soms een beroep doen op lichaamsdelen: in het Samoan betekent het woord lima zowel ‘vijf’ als ‘hand’. Een hand heeft vijf vingers. Een ander voorbeeld biedt een van de talen van Nieuw-Caledonië waar het woord voor 20 gelijk is aan dat voor ‘mens’. Een mens heeft immers 10 vingers + 10 tenen. Een extreem voorbeeld van het gebruik van lichaamsdelen bij het tellen vinden we in het Wambon, een papoeataal gesproken in de voormalige Nederlandse kolonie Nieuw-Guinea, nu Irian Jaya, onderdeel van de Republik Indonesia. De telling van 1 tot en met 27 is gebaseerd op het bovenste deel van het menselijk lichaam, met name op die delen die paren vormen. Ze begint aan de linkerkant. Zo draagt het getal 1 de naam van de pink, 2 verwijst naar de ringvinger, 3 correspondeert met de wijsvinger, het woord voor 4 is hetzelfde als dat voor de middelvinger, terwijl 5 de duim aanduidt. De pols geeft zijn naam aan het getal 6, het woord voor de onderarm is identiek aan dat voor 7 en de elleboog staat voor 8. Voor 9 wordt hetzelfde woord gebruikt als voor de bovenarm, terwijl 10 overeenkomt met de schouder. De getallen 11, 12 en 13 ontlenen hun naam respectievelijk aan het (linker)gedeelte van de hals, het oor en het oog. Voor de getallen 15 tot en met 27 wordt de omgekeerde weg bewandeld, aan de rechterkant van het bovenlichaam, te beginnen bij het oog (= 15) met als eindpunt de pink (= 27). Voor elk getal dat naar een rechterlichaamsdeel verwijst, wordt ten slotte het voorvoegsel em- geplaatst, dat zoiets betekent als ‘aan de andere kant’. De oplettende lezer zal nu zeggen: een mooi systeem hebben die papoea’s daar, maar ontbreekt 14 niet? Slaan ze dit getal misschien over? Integendeel! 14 neemt een speciale plaats in. Het is de mediaan, dat wil zeggen: het bevindt zich exact in het midden van de reeks, net zoals het reukorgaan zich in het midden van het gezicht bevindt. 14 is dus neus.