vrijdag 3 november 2017

XIV

Ervaringsspiegel
Professor Pekelder


Veel mensen denken dat taal een spiegel is. Als je erin kijkt, zou je de werkelijk zien. Niets is minder waar. Taal interpreteert de werkelijkheid en interpretatie is subjectief. Een voorbeeld. In het Nederlands maken we een onderscheid tussen het materiaal hout, de plant boom en een flinke groep bomen, namelijk bos. Het Duits doet het op dezelfde manier, respectievelijk Holz, Baum en Wald. In het Frans wordt dit drieledige onderscheid teruggebracht tot: arbre (boom) en bois (hout en bos). In het Nederlands wijst het woordje hout slechts in uitzonderlijke gevallen een bos aan, zoals in de eigennaam Haarlemmerhout. De Franstaligen hebben voor een flinke groep bomen ook nog forêt, maar dan is het een zeer flinke groep. Wij hebben in het Nederlands natuurlijk ook woud, maar dat wordt alleen nog maar gebruikt in zogenaamde afleidingen en samenstellingen: oerwoud, regenwoud en een enkele keer opnieuw in eigennamen, bijvoorbeeld Zoniënwoud (een bos ten zuiden van Brussel). Als we andere talen bij de vergelijking betrekken, krijgen we andere indelingen. Er bestaan bijvoorbeeld talen die een onderscheid maken tussen hout als materiaal om te stoken en hout als materiaal om te bouwen. In het Italiaans wordt dat dan legno en bosco. Dat laatste woord betekent tegelijkertijd ook een flinke groep bomen, terwijl één boom albero is. Een zeer flinke groep luidt foresta. Er is nog een andere ons bekende taal die vier benamingen heeft, maar dan weer net iets anders: het Engels. Een boom is tree. Hout voor de open haard of om mee te bouwen is wood. Tot hiertoe is de indeling zoals in het Nederlands en het Duits. Wat verschilt is dat deze taal net zoals het Frans voor een bos en een groot bos twee verschillende woorden heeft: woods en forest. Grappig trouwens dat het woord voor bos de meervoudsvorm van het woord voor hout is. Er is ook een taal als het Hongaars dat alleen een onderscheid maakt tussen twee groepen bomen: liget (flinke groep) erdő (zeer flinke groep) en de rest: fa. Het Deens ten slotte heeft alleen trae (voor één boom) en skov voor de rest. Wat mogen we hieruit opmaken? Dat taal een ervaringsspiegel is van een werkelijkheid die we zelf gemaakt hebben.