zondag 5 maart 2017

X

Maak eens een wereld
Professor Pekelder


Veel mensen denken dat elk verschijnsel een naam heeft of zou moeten hebben. Het eerste is niet juist en het tweede is onmogelijk. Dat het eerste onjuist is, zie je als je talen vergelijkt. We nemen het Franse cadet. Dit woordje is niet in het Nederlands te vertalen. Je kunt het alleen omschrijven: ‘het op een na oudste mannelijke kind binnen een en hetzelfde gezin’. Hoe komt dat? De reden is dat Nederlandstaligen er in hun hoofd geen aparte categorie voor hebben gemaakt. Het omgekeerde bestaat ook. Voor het verschijnsel ‘een aaneengesloten periode van een volledige dag en een volledige nacht’ hebben de Franstaligen geen apart woord. Het Nederlands kent etmaal. De vraag rijst nu waarom niet alle verschijnselen een naam dragen. Zoals we uit de twee voorbeelden kunnen leren, heeft dat niets te maken met het al dan niet bestaan van die verschijnselen. ‘Etmalen’ en ‘cadets’ hebben we volop, zowel in de Nederlandstalige als in de Franstalige wereld. De reden is dat het maken van categorieën in je hoofd vanuit een taalkundig oogpunt op een willekeurige manier plaatsvindt. Maar waarom dan die willekeurigheid zou je zeggen. Waarom maken niet alle mensen dezelfde categorieën? Dit hangt samen met de vrijheid die mensen genieten om werelden te maken. Uiteindelijk is de beslissende factor de (sub)cultuur waartoe ze behoren. Deze stand van zaken heeft een opmerkelijk gevolg. Mensen maken niet alleen categorieën van waarneembare verschijnselen, dat wil zeggen verschijnselen die via onze zintuigen tot ons komen, maar ook van verschijnselen die ze zelf verzonnen lijken te hebben. In theorie is het aantal verschijnselen dus oneindig. We kunnen zoveel werelden en dus categorieën maken als we willen. Laten we twee voorbeelden noemen: de wereld van de wiskunde en de geloofswereld. Beide zitten boordevol categorieën die niet rechtstreeks waarneembaar zijn: sinus, wortel, God, engel. Een intrigerende vraag is nu of deze werelden inderdaad verzonnen zijn of dat de betreffende categorieën teruggaan op bestaande verschijnselen. Hoe verklaar je bijvoorbeeld dat de wiskunde erin slaagt om op magistrale wijze het universum te beschrijven? Het is meerdere malen gebeurd dat wiskundige theorieën bepaalde verschijnselen afdwongen, terwijl deze nog nooit geobserveerd waren. Denk aan Einsteins voorspelling van de afbuiging van het licht. De hamvraag is dus of ons universum gebouwd is op basis van wiskundige principes - God als winnaar van de eerste Fieldmedaille? - of dat wij de wiskunde gewoon hebben verzonnen als een handig beschrijvingsmodel. Ook de geloofswereld stelt ons voor een intrigerende vraag. Zijn het allemaal verzinsels of gaan de betreffende categorieën terug op verschijnselen die we via onze zogenaamde interne zintuigen hebben waargenomen (instinct, intuïtie, enz.)? Weet u wat nu zo fijn is? Dat elk mens deze vragen in alle vrijheid voor zichzelf mag beantwoorden.