vrijdag 23 december 2016

Deftige woorden gezocht

Pavlína Riedlová

“Neem het mij niet kwalijk, maar ik heb het hele weekend een boekje van Popovič gelezen en ik moest nu ook een paar woordjes kwijt,” heb ik me onlangs verontschuldigd nadat ik een onschuldig meisje met een woordenstroom over de vertaalwetenschap overviel. Soms is het hoofd propvol woorden en soms zijn we van alle woorden af. De beste bron van kwaliteitswoorden is dan een corpus.

Het corpus is een verzameling teksten die meestal groter dan de Harry Potter-reeks is. Het is wel mogelijk dat een speciaal Harry Potter-corpus met alle toverspreuken en fabeldieren bestaat, maar meestal wordt onder het begrip corpus de representatieve verzameling teksten met miljoenen woorden verstaan. Deze collectie laat zien hoe de taal in een bepaalde periode gebruikt wordt.

Zoals op Harry Potter-corpora getoond werd, bestaan er meer soorten corpora. Ze zijn zowel synchronisch als diachronisch. Er bestaan corpora van de gesproken taal en van de schrijftaal. Men kan daarmee de taal in de literaire met die in de journalistieke teksten vergelijken. Wat voor een student van een willekeurig taal heel geschikt is, zijn de parallelle corpora die één tekst in twee talen naast elkaar laten zien.




In Tsjechië is het Instituut voor het Tsjechische nationale corpus met de corpora bezig. Op hun pagina krijgt men na een korte registratie gratis toegang tot de corpora. Behalve het corpus van de gesproken en geschreven Tsjechisch bieden ze ook een brieven-corpus, corpus van Praagse taal of het InterCorp. 

Het InterCorp is een parallel corpora dat uit teksten bestaat die in verschillende talen beschikbaar zijn. Zo kan je gedeelten van de roman De geruchten in het Nederlands en in het Tsjechisch zien. Tsjechisch dient hier als een zogenaamde pivot, een taal waarmee alle andere taalversies verbonden zijn. In het ideale geval zal naast één zin in het Tsjechisch dezelfde zin in het Nederlands staan. Zo gemakkelijk is het niet altijd. Bij een vertaling wordt met de structuur van de zin op allerlei manieren gemanipuleerd en een machine maakt dan fouten. Toch zijn de parallelle en anderstalige corpora van het Tsjechische instituut voor taalliefhebbers nuttig. Ze helpen zowel bij het creëren van een tekst in een vreemde taal als bij de vertaling naar eigen moedertaal.



“Ik heb het via Google gevonden.” Dat zinnetje heeft bijna iedereen weleens uitgesproken. Het is meestal de laatste poging om een eigen versie van een woordgroep voor een moedertaalspreker verdedigen. Zijn reactie is daarna: “Op Google kan je alles en noch wat vinden. Dat zal ik nooit zeggen. Het moet anders zijn.” Het corpus biedt een ander argument: “Het heeft Mulisch in Aanslag gebruikt.” De literaire teksten in het corpus werden door de redacteurs gecontroleerd wat het risico dat je een fout overneemt vermindert. Je kan een woord of een combinatie van woorden zoeken en dan kijken hoe vaak ze gebruikt werden of met welke woorden worden ze vaak verbonden. In tegenstelling tot het woordenboek geeft het corpus meer voorbeelden waarvoor in meeste woordenboeken weinig plaats is.



Daarna kan men het corpus bij het vertalen naar zijn moedertaal gebruiken. Het Tsjechische instituut biedt een speciaal werktuig dat Treq genoemd wordt en op InterCorp gebaseerd is. Hier kan men een woordje invullen en daarna verschenen alle vertaalmogelijkheden. Ter illustratie kunnen we het lastige woordje gezellig nemen. Om fouten te vermijden nemen we alleen vertalingen die meer dan drie keer voorkomen in de corpora. Meestal worden de woorden útulno, příjemná en příjemné gebruikt. Uit Treq kan men naar het klassieke InterCorp doorklikken waarin hij de zinnen kan vergelijken. Vergeleken met de directe opsporing in InterCorp, kan men niet aangeven, dat hij alleen in de teksten van moedertaal sprekers wil zoeken. Eén van de varianten kwam dus uit het boek Harry Potter, dat zowel in het Tsjechisch als in het Nederlands beschikbaar is, maar in beide talen is het een vertaling. Aan de andere kant, voor een snel synoniemenoverzicht is het meer dan voldoende.

Het corpus dient natuurlijk niet alleen als een bron van mooie woorden. Het is een handig instrument voor linguïstisch onderzoek en helpt ook met het samenstellen van woordenboeken. Het heeft één ding gemeenschappelijk met het leven. Lezen daarover is onvoldoende, je moet het beleven.


maandag 19 december 2016

Niemand begrijpt me

Pavlína Riedlová

Iedereen is een potentiële hypochonder. De linguïst vormt op deze regel geen uitzondering. Als hij een puber ziet die tegen zijn ouders schreeuwt: “Jullie begrijpen me helemaal niet,” dan denkt hij iets over generatieverschillen en hun invloed op de woordenschat. Zal hij zelf op een dag aan eigen collegae iets zonder succes proberen uit te leggen, dan denkt hij niet aan de generatieverschillen of aan beroepsjargon. Hij ligt die avond in zijn bed, staart naar het plafond en begint met de vaststelling van zijn diagnose. Het belangrijkste symptoom: “Ze begrijpen niet wat ik zeg.”

Het aantal mogelijke stoornissen is bij onze linguïst nogal beperkt en hij is er zich ook van bewust. Tot nu toe had hij geen moeite met het uitdrukken van zijn gedachten, dus alle aangeboren taalstoornissen vallen af. Aangeboren taalstoornissen manifesteren zich meestal tijdens de eerste tien jaren van het leven en ze kunnen of primair of secundair zijn. Primaire aangeboren taalstoornissen zijn voor de taalkundige interessanter dan de secundaire. Onder primaire stoornis wordt verstaan, dat de taalontwikkeling zonder een aanwijsbare oorzaak verstoord is. Er is niets mis met de spieren en het kind heeft ook geen van de aangeboren syndromen. Nee, het kind heeft uitsluitend moeite met de productie van de taal. Eén van de problematische gebieden is bijvoorbeeld de syntaxis. Een vraag maken is voor z’n kind moeilijk. Maar onze linguïst was een normaal vervelend kind met duizenden goede vragen zoals: “Wat is de secundaire aangeboren taalstoornis?” De secundaire taalstoornissen hebben een aanwijsbare oorzaak. Die kan zowel fysiek als psychisch zijn. Met de fysieke oorzaken is het nog gemakkelijk. Als iemand niets hoort dan kan hij natuurlijk niet spreken. Tot de psychische oorzaken behoort onder ander autisme. Onze linguïst kon zich snel aan een aantal vakkundige monolooguitwisselingen met zijn collegae herinneren maar het was meer een symptoom van de vakidiotie dan van het autisme.

Aangeboren is zijn stoornis niet, dus hij moet in de groep van niet-aangeboren taalstoornissen zoeken. Die zijn meestal het resultaat van een hersenbeschadiging die het gevolg van beroerte, val of infectieziekte kan zijn. De twee basisstoornissen heten afasie van Broca en afasie van Wernicke. Broca en Wernicke zijn centra in de hersenen die verantwoordelijk voor het gebruik van de taal zijn. Broca controleert de fysieke productie van de taal. Als een mens niet vloeiend kan praten, als hij te langzaam spreekt of moeite met morfologie heeft, dan is het hoogst waarschijnlijk dat zijn Broca, die meestal links in de frontale kwab gesitueerd is, beschadigd is. De linguïst spreekt een paar zinnetjes uit, maar hij hoort geen problemen. “Mijn Broca is dus kerngezond, omdat de patiënten met de beschadiging van Broca zich ervan bewust zijn dat ze niet vloeiend kunnen spreken”, vat hij op basis van zijn snelle test samen.


Het enige wat voor hem overblijft, is de afasie van Wernicke. Die klopt als een zwerende vinger. Hij denkt dat hij de anderen begrijpt en dat hij normaal praat maar eindelijk blijkt dat hij alles verkeerd begrijpt en onzin produceert. Wernicke is een gedeelte in de hersenen dat verantwoordelijk voor het verstaan van de taal is. Het Wernicke centrum zoekt bovendien in het mentale lexicon naar woorden die men uitspreekt. Patiënten met afasie van Wernicke reageren soms onverwachts op een vraag, die ze niet goed hebben begrepen en hun vloeiende antwoord die meestal grammaticaal correct is, heeft geen zin. “Ze zijn ervan ook niet bewust,” sluit onze linguïst zijn diagnose met het laatste kenmerk van zijn afasie af. 

zondag 20 november 2016

VIII

Dopen
Professor Pekelder


Iedereen kent de verhalen: de eskimo’s die 100 woorden hebben voor ‘sneeuw’. Is dat bijzonder? Nee, niet echt. In veel, waarschijnlijk alle culturen worden bepaalde verschijnselen op diverse manieren ingedeeld. Laten we eerst eens naar die ‘sneeuw’ kijken. Ook in het Nederlands hebben we daar diverse soorten van: natte sneeuw, verse sneeuw, schone sneeuw, vieze sneeuw, smeltende sneeuw, enzovoorts. Ik hoor u nu denken: ja, maar dat is iets anders. Dat zijn geen verschillende woorden maar verschillende woordgroepjes en die maken we eventjes als het nodig is, maar behalve het woord sneeuw hebben we bar weinig kant en klare woorden voor ‘sneeuw’. Dat is juist, alhoewel we hebben smeltsneeuw, poedersneeuw, plaksneeuw… Aan de andere kant is het ook zo dat die honderd woorden van de Eskimo’s net zoals de Nederlandse woordgroepjes verschillende soorten sneeuw aanduiden. Het verschil zit hem dus niet in de sneeuw als ik het zo eventjes mag uitdrukken, of in de onmogelijkheid naar bepaalde verschijnselen te verwijzen. Het zit hem in de manier waarop een bepaalde taal verschijnselen indeelt. Hebben we binnen onze cultuur dan geen verschijnselen waarvoor we grote hoeveelheden kant en klare woorden hebben? Ja, wel zeker! Wist u hoeveel woorden we hebben voor het verschijnsel ‘mensengroep’? Heel veel. We noemen er enkele: gemeente, kerk, college, regering, bestuur, vereniging, drom, troep, menigte, leger, legioen, macht, massa, menigte, zee, samenscholing, schare, sleep, stoet, stroom, groep, bende, gevolg, collectief, compagnie, equipe, gezelschap, groepering, horde, klas, kliek, kluit, partij, ploeg, stel, verzameling, populatie, gepeupel, volk, kolonie, sliert. Interessante vragen zijn: waarom zoveel kant en klare woorden voor een bepaald verschijnsel en onder welke voorwaardes dringen ze de taal binnen? Voor de eerste vraag wende men zich tot de antropoloog, de historicus of de cultuurwetenschapper. De tweede vraag ligt midden op het bordje van de taalwetenschapper. Wat gebeurde er precies in ons hoofd toen we bijvoorbeeld van smeltende sneeuw over zijn gegaan naar smeltsneeuw? Het verschil is dat het woordgroepje een omschrijving is van wat we zien en het woord een benoeming. Je zou kunnen zeggen: het is de doopnaam van het verschijnsel. Omschrijvingen kosten meer cognitieve energie dan doopnamen. Daarom gaan we om taaleconomische redenen in bepaalde gevallen tot benoeming over, bijvoorbeeld als het om centrale dingen in ons leven gaat. Je kunt het vergelijken met namen van personen. In plaats van een persoon te omschrijven, gebruiken we meestal een naam, Els of Eppie. Dat is wel zo gemakkelijk. Als het eten op tafel staat en je je dochtertje onderaan de trap roept, hoef je niet te schreeuwen: “door mij ter wereld gebracht wezen van het vrouwelijk geslacht, éééééééten!”

maandag 14 november 2016

Het Nederlandse landschap en het Tsjechische landschap
Lukáš Vítek

Vanaf mijn kindertijd ben ik gefascineerd door de geologie. Ik bedoel door de echte geologie, niet door een saai vak op de middelbare school. Wat versta ik onder de echte geologie? Nou, ik stel de geologie voor in termen van de roman van de Franse schrijver Jules Verne Naar het middelpunt der aarde. De protagonisten ervan gaan er verschillende grotten in binnen, totdat ze zich binnen de aardbol bevinden en de geologische kern van onze planeet bereiken. Het lukt hen aan alle gevaren van de binnenkant van de aarde te ontsnappen, waaronder de vallende stukken graniet en giftige lucht van de ondergrond. Tenslotte komen ze op een speciale manier de aardbodem in Sicilië opnieuw uit: ze drijven op een vlot op de lava/magma van een vulkaan. Inderdaad, Vernes roman is fantastisch en onrealistisch, maar het laat goed het schone van de geologie zien.

Landschap en wolken

Ieder landschap heeft andere wolken. Het Nederlandse landschap wordt gekenmerkt door wolken, meestal grijze wolken. Het gaat om een land dat door de aanwezigheid van de wolken gedefinieerd wordt, aangezien het er zo vaak regent.[1] Zelfs de zanger Boudewijn de Groot zingt in zijn patriotische lied Lage Landen over de Nederlandse hemel en Nederlandse wolken:

Liggend op mijn rug
In het gras van Maas en Waal
Kijkend naar de wolken
Die langzaam overdrijven
één heeft het gezicht
Van het allereerste meisje

Lieve Inge Blaauw
Ik wil altijd bij je blijven


Geologisch gezien is het Nederlandse landschap vlak. Geen bergen, geen heuvels. Er is alleenmaar één bodemverhoging in Utrecht behalve een kunstmatige heuvel, en dat zijn bruggen over de grachten als we de tunnels van het fietspad op weg naar de universiteitscampus Uithof niet meerekenen. Het eerste echte dal in Nederland zag ik pas in Arnhem. Een fietser heeft het echt makkelijk in Holland. Voor een skiër lijkt het Nederlandse landschap monotoon en eentonig. Wie echter op de route tussen Utrecht en Soest fietst, beleeft echt iets.

Nederlands landschap 

Je gaat een bos uit naar iets tussen een fietspad en zijweg. Je bent er niet op voorbereid wat je ineens ziet. Zo ver het oog reikt zie je daar één gigantisch groen vlak. Het trekt zich helemaal in de verte uit. Dat vlak bestaat uit twee weiden waartussen de zijweg leidt, omringd door twee kanalen en lanen aan beide kanten. Af en toe lopen er schapen op de weiden en dansen er zwaluwen enkele meters in de lucht. In het oosten zie je in de verte Soest, achter jou ligt Bunnik of een ander dorp uit de Utrechtse omgeving. Linksaf en rechtsaf van de zijweg, dat wil zeggen in het noorden en in het zuiden, kijk je naar de bosachtige horizon.

Als buitenlander word je je er al snel van bewust dat dit landschap er anders uitziet dan dat van jouw eigen land. De hemel ligt in de omgeving van Soest tamelijk laag, terwijl hij in het oosten van Tsjechië in Podorlicko dankzij de heuvels veel hoger is. En de wolken dan? De Nederlandse wolken hangen in de rijen naast elkaar alsof ze gelijkwaardigheid, de hoofdwaarde van Nederland, belichamen. Sommige wolken zijn grijsblauw gekleurd en degene, die door de  zon worden beschenen, zijn helderwit. Ze zijn mooi, zelfs indrukwekkend, al je er in geen wolk het gezicht van een grote liefde kan herkennen. Als je dan een foto van het landschap van Podorlicko raadpleegt, valt eerder de hiërarchische ordening van de wolken op. De wolken van het Tsjechische landschap drijven in grotere afstand van elkaar en ze zijn groter. Ik vraag me af of het eveneens een parallellie met de Tsjechische maatschappij zou kunnen zijn. Dat zou een buitenlander moeten beoordelen, want voor de leden van onze eigen cultuur is het niet zo makkelijke te doorgronden, denk ik.




[1] Zie bijvoorbeeld het nawoord van Veronika Havlíková in haar vertalingen van verhalen van Jan Wolkers Model.

vrijdag 4 november 2016

Prachtig Praag?

Pavlína Riedlová

Over het algemeen was het een moment om een sigaretje op te steken of uitgeput in slaap te vallen. Op dat concrete moment mocht geen van die twee mogelijkheden. “Hij wil praten,” flakkerden grote rode letters in mijn hoofd en een imaginaire sirene hield me wakker. “Waarom denken toeristen dat Praag prachtig is?” stelde ik eindelijk een vraag die mij al lange tijd door het hoofd jaagde. “Nou, in Amsterdam heb je slechts de grachten,” schatte hij meteen wat ik met mijn vraag had bedoeld. “Maar de straatjes in Praag zijn oud en gevarieerd. Ze zigzaggen door het centrum en geven hem een unieke sfeer.” Toen ik bij ‘t krieken van de dag thuiskeerde, stopte ik even bij de Sint-Vituskathedraal en probeerde die sfeer te ruiken. Stank van benzine en het geluid van een bladblazer hebben al snel een eind aan mijn streven gemaakt.

Het feit dat ik Praag niet bepaald mooi vond, was eigenlijk maar een onderdeel van het hele acclimatisatieprobleem. Tijdens vier weken vakantie in Walachije kon ik me nog dapper verbeelden dat ik steeds in Nederland was. De heuvels pasten natuurlijk niet in het droomlandschap, maar ik kon op z’n minst het openbaar vervoer mijden en lekker fietsen. Al had de oudste dorpeling een modernere fiets dan een bemiddelde Amsterdamse universiteitsstudent, toch waren het steeds twee wielen en een fietsbel. Pas met een sleutel van mijn Praagse kamer in mijn hand besefte ik, hoe diep ik in de puree zat. Het was maar één sleutel. Er was geen sleutel van een fietsenrek en ook niet van een ketting. Alleen van mijn kamer en de bushalte voor de torenflat.

Het is nooit zo erg om het niet nog erger te maken. Na een nare reis met de tram naar een supermarkt besloot ik mijn ochtend-depressie met behulp van suiker weg te jagen. De broodafdeling was nogal groot en ik was er van tevoren op voorbereid dat ik daar geen gevulde koeken of kruimel vlaai kon verwachten. Toch heb ik op iets met appels gehoopt of misschien een verse donut. Appels waren niet aanwezig en donuts leken alsof ze net zo’n lange nacht achter de rug hadden als ik. Na vijf minuten van mijmering bewoog ik richting de groenteafdeling. Diep verontwaardigd door de onmogelijkheid mijn verdriet in Chocomelk te verdrinken, stond ik iets gezonds te kiezen. Emmertjes met snoeptomaten waren nergens te vinden en de cherrytomaten vond ik te weinig rood en bovendien peperduur. Hun prijs met twee cijfers was de laatste druppel. Daarna herinner ik me pas de vieze smaak in mijn mond toen ik in mijn kamer tot bewustzijn kwam. Het zakje dropjes in mijn hand was bijna leeg.


Op dat moment zag ik het zo klaar als een klontje. Als ik in een stad met brede huizen wil overleven moet ik een plan aanschaffen. Na een mislukte poging met de Nederlandse vlag boven mijn bed, heb ik eindelijk inspiratie in het boekje Meisje en sigaret gevonden. “Wanneer hij zich die grote reis niet kon veroorloven, verzon hij voor zichzelf het thuis-reizen. Op bepaalde dagen ging hij de straat met zijn wandelstok op en vragen van zijn landgenoten beantwoordde hij in het Frans.”

vrijdag 28 oktober 2016

Parijs
Lukáš Vítek

Naar Parijs wilde ik gaan, omdat ik me in anderhalf jaar Frans had geleerd. Dus ik dacht, ga eens naar Frankrijk en spreek daar Frans. Een mooi plan of niet? Inderdaad, maar het duurde heel lang voordat alles geregeld was. Een vriendin van mij verbleef toen namelijk buiten Parijs, al had ze daar het hele semester gestudeerd. Ze was in Bretagne. Uiteindelijk ging ze terug naar de hoofdstad, dus ik kon Nederland veilig verlaten.
Zoals het in het leven van een neerlandicus gaat, alles wat hij doet staat in een of ander verband met het Nederlands. In mijn geval had Remco Campert mij voor Parijs geënthousiasmeerd, in concreto zijn verhaal ‘Verre reizen‘ uit de bundel Alle dagen feest. Dat verhaal gaat over twee jongens die zich in Nederland vervelen en samen naar Parijs gaan.
Mijn reis naar Frankrijk begint een beetje ironisch, net zoals in Camperts verhaal. Toen ik de bus van Eurolines instapte, nam een assistente mijn geprinte ticket en hield het bij zich. Ik was zonder een retourticket! Die stond geprint op de andere zijde van die éne bladzijde. Dat was vervelend.
In Parijs zelf ging het soepel. Anička, een vriendin van mij, bracht me naar de woning van haar vriend van Tsjechische afkomst Adam, die in Parijs bij zijn oom werkte. De woning was vlakbij Jardins du Luxembourg gevestigd, wat prettig was. Ik wist niet dat er een grote Tsjechische gemeenschap in Parijs bestaat. Ze doen heel veel dingen, waaronder tentoonstellingen organiseren. Anička is een studente kunstgeschiedenis, zij weet alles over kunst.
De eerste avond keken we naar de portalen van de kathedraal Notre Dame als naar een wonder. Het reliëf boven de hoofdingang bestaat uit zo veel beeldjes die met verrukkelijke liefde gemaakt zijn! Wat een Tsjech opmerkt, is dat de Notre Dame in tegenstelling tot de Sint-Vituskathedraal in Praag breder dan hoger is. Iedere gotiekbouwheer had zijn eigen smaak. De Antwerpse gotiek is anders dan die van Parijs en die van Praag onderscheidt zich van de Parijse gotiek. In de avond zaten we aan de oever van Seine met een wijntje. Heel gezellig.
Louvre vond ik niet leuk. Daar is het te druk en de tentoonstellingen hebben er geen structuur. Eén madonna volgt na de ander. Je ziet er het ene topstuk na het andere. Het leukste museum van Parijs is zeker Centre Pompidou. Voor het museum ligt een aangenaam pleintje, waar je lekker plat kan liggen. Het is verborgen in de schaduw en veel mensen rusten daar uit. Ik werd in het Centre Pompidou door Henri Matisse gefascineerd, vooral door zijn stuk Luxe, Calme et Volupté uit 1904. Het hele Centre Pompidou stelt een groot spel met kleuren voor: Vasilij Kandinsky, František Kupka e.a. Wat ik eveneens kan aanraden is de Place des Vosges. Je vindt daar een leuke tuin, een ideale plaats voor een picknick. Als je nog meer wil zien, kan je het huis van Victor Hugo bezoeken dat in de buurt ligt. Het is verrassend hoe groot dat gezin van Hugo was: enkele afstammelingen van hem zijn vandaag de dag schilders.

En het Frans? Een prachtige taal waarmee je moeite hebt om hem goed te beheersen. Enige nuttige woorden zoek je tevergeefs in het woordenboek voor toeristen. ‘Daar’ zeg je ‘la-bas’, ‘geen probleem’ is ‘pas de soucis’ [soesi]. Gelukkig kennen mijn nieuwe vrienden beter Frans dan ik. Leuk om iets af en toe in het Frans te zeggen. De letterlijke vertaling werkt niet. In Nederlandse musea kijk je naar een stilleven, terwijl je ‘dode natuur’ (une nature morte) in Franse musea kan bewonderen. En het is ook mogelijk om een retourticket opnieuw bij de Eurolines te printen, stel je voor, al zeggen ze eerst “C’est ne pas possible, monsieur”.

zondag 2 oktober 2016



Zomercursus Gent 2016
Diversiteit in praktijk
Lukáš Vítek



Tekstvak: In het raadhuis van Gent, LV
      De Taalunie Zomercursus Nederlands heeft dit jaar een nieuwe formule gekregen, namelijk Taal, cultuur en beroep. Onafhankelijk van jouw niveau Nederlands mocht je één van de vier trajecten kiezen: 1) media / politiek / diplomatie, 2) kunst / literatuur / cultuur, 3) vertalen / uitgevers / bedrijfswereld, 4) taalkunde / literatuurwetenschap / didactiek.
Dat betekent niet dat ook een beginner aan deze cursus zou mogen deelnemen, hoor.
De minimumeis was dat iedere deelnemer tenminste over kennis van het Nederlands beschikte op B1-niveau. Al moest iedereen een voorlopige toets Nederlands halen, was het in de praktijk een beetje anders. Het is heel logisch dat niet iedereen vloeiend Nederlands spreekt. Geleerdheid komt niet aanwaaien, toch? Dat maakte deze zomercursus ook interessant. Enige cursisten schrijven in hun artikel dat het Nederlands verbindt. Deze uitspraak past heel goed bij de Zomercursus Gent. Studenten uit vier continenten kwamen allemaal samen in Gent om daar het Nederlands te oefenen. Gedurende de zomercursus communiceerden de cursisten in het Nederlands met elkaar, niet in het Engels. Wat bijzonder, zeg!


Interculturele communicatie in theorie

In Gent ontstond zo een internationale gemeenschap. De gemeenschap van studenten Nederlands. ‘Internationaal’ is inderdaad een andere uitdrukking voor ‘intercultureel’. Het is geen toeval dat twee lezingen, die we kregen, gingen over interculturele communicatie. Muriel Waterlot besprak verschillende dimensies van cultuur, terwijl Sibo Kanobana het meer over het multiculturalisme had. Het multiculturalisme behandelt het omgaan met andere culturen.
Interculturele communicatie wordt gekoppeld aan cultuurverschillen. De onderzoeker Geert Hoofstede (*1928) onderscheidt vijf cultuurverschillen of culturele dimensies: a) machtafstand, b) individualisme vs. collectivisme, c) mannelijke waarden vs. vrouwelijke waarden,  d) onzekerheidsvermijding en tenslotte e) kortetermijn- en langetermijngerichtheid.

Interculturele communicatie in de praktijk

De zomercursisten konden inderdaad de cultuurverschillen in de praktijk beleven. Chinese studenten hebben bijvoorbeeld een ander idee van beleefdsvormen dan mensen uit het Westen. Toen we met een Chinees meisje een klaslokaal binnenkwamen, was het altijd het Chinese meisje dat de deur openhield en wachtte totdat alle andere studenten binnen waren. En dat is niet alles, ze boog zelfs voor ons! Dit is de Westerse cultuur volstrekt onvoorstelbaar.
Hoe kunnen we het gedrag van het Chinese meisje met behulp van Hoofdstedes theorie uitleggen? Uit het gegeven voorbeeld blijkt dat Chinezen een ander concept van respect hebben. Dit is te verklaren door wat Hoofdstede ‘machtafstand’ noemt. China is namelijk een land met een autoritair regime. Dat betekent dat daar grotere machtafstand tussen mensen is dan in bijvoorbeeld Nederland of Zweden. Een Chinese docent is een echte autoriteit en marxisme wordt aan Chinese universiteiten aangenomen zonder dat het wel eens ter discussie wordt gesteld.
Ook een Zweeds meisje woonde de zomercursus bij. Zij verschilde wezenlijk van de Chinese studente. Zweden is het land met de kleinste machtafstand tussen mensen ter wereld. De Zweedse maatschappij is gebaseerd op een zo groot mogelijke gelijkwaardigheid. Dit is zichtbaar vooral in de omgang tussen vrouwen en mannen. In Zweden wacht de man niet bij de deur totdat de vrouw binnenkomt. Als hij haar toch de deur opendoet, beschouwt de vrouw het als een bepaalde vernedering. Want hij duidt als het ware aan alsof mannen en vrouwen niet gelijk zijn.

Ideale communicatie

Hoe moeten we dan met andere culturen omgaan? Is het beter om de gewoontes van ons eigen land te houden of is het beter om je aan te passen aan andere culturen? De onderzoeker Sibo Kanobana gaf ons enkele nuttige tips, waaronder a) wees jezelf, b) sta open voor verschillen en vooral c) werk met de effecten van jouw communicatie, niet met je bedoelingen.
In eerste instantie is het dus noodzakelijk aan jouw eigen cultuur te reflecteren. Cultuur is namelijk als een gletsjer: het hoofddeel ervan is niet zichtbaar. Het geldt voornamelijk voor leden van die cultuur, en pas daarna voor buitenstaanders! En andere culturen dan? “Er is geen methode, alleen aandacht,” zegt Edwin Hoffman.
ankelijk van jouw niveau Nederlands mocht je één van de vier trajecten kiezen: 1) media / politiek / diplomatie, 2) kunst / literatuur / cultuur, 3) vertalen / uitgevers / bedrijfswereld, 4) taalkunde / literatuurwetenschap / didactiek.
Dat betekent niet dat ook een beginner aan deze cursus zou mogen deelnemen, hoor.
De minimumeis was dat iedere deelnemer tenminste over kennis van het Nederlands beschikte op B1-niveau. Al moest iedereen een voorlopige toets Nederlands halen, was het in de praktijk een beetje anders. Het is heel logisch dat niet iedereen vloeiend Nederlands spreekt. Geleerdheid komt niet aanwaaien, toch? Dat maakte deze zomercursus ook interessant. Enige cursisten schrijven in hun artikel dat het Nederlands verbindt. Deze uitspraak past heel goed bij de Zomercursus Gent. Studenten uit vier continenten kwamen allemaal samen in Gent om daar het Nederlands te oefenen. Gedurende de zomercursus communiceerden de cursisten in het Nederlands met elkaar, niet in het Engels. Wat bijzonder, zeg!


Interculturele communicatie in theorie

In Gent ontstond zo een internationale gemeenschap. De gemeenschap van studenten Nederlands. ‘Internationaal’ is inderdaad een andere uitdrukking voor ‘intercultureel’. Het is geen toeval dat twee lezingen, die we kregen, gingen over interculturele communicatie. Muriel Waterlot besprak verschillende dimensies van cultuur, terwijl Sibo Kanobana het meer over het multiculturalisme had. Het multiculturalisme behandelt het omgaan met andere culturen.
Interculturele communicatie wordt gekoppeld aan cultuurverschillen. De onderzoeker Geert Hoofstede (*1928) onderscheidt vijf cultuurverschillen of culturele dimensies: a) machtafstand, b) individualisme vs. collectivisme, c) mannelijke waarden vs. vrouwelijke waarden,  d) onzekerheidsvermijding en tenslotte e) kortetermijn- en langetermijngerichtheid.

Interculturele communicatie in de praktijk

De zomercursisten konden inderdaad de cultuurverschillen in de praktijk beleven. Chinese studenten hebben bijvoorbeeld een ander idee van beleefdsvormen dan mensen uit het Westen. Toen we met een Chinees meisje een klaslokaal binnenkwamen, was het altijd het Chinese meisje dat de deur openhield en wachtte totdat alle andere studenten binnen waren. En dat is niet alles, ze boog zelfs voor ons! Dit is de Westerse cultuur volstrekt onvoorstelbaar.
Hoe kunnen we het gedrag van het Chinese meisje met behulp van Hoofdstedes theorie uitleggen? Uit het gegeven voorbeeld blijkt dat Chinezen een ander concept van respect hebben. Dit is te verklaren door wat Hoofdstede ‘machtafstand’ noemt. China is namelijk een land met een autoritair regime. Dat betekent dat daar grotere machtafstand tussen mensen is dan in bijvoorbeeld Nederland of Zweden. Een Chinese docent is een echte autoriteit en marxisme wordt aan Chinese universiteiten aangenomen zonder dat het wel eens ter discussie wordt gesteld.
Ook een Zweeds meisje woonde de zomercursus bij. Zij verschilde wezenlijk van de Chinese studente. Zweden is het land met de kleinste machtafstand tussen mensen ter wereld. De Zweedse maatschappij is gebaseerd op een zo groot mogelijke gelijkwaardigheid. Dit is zichtbaar vooral in de omgang tussen vrouwen en mannen. In Zweden wacht de man niet bij de deur totdat de vrouw binnenkomt. Als hij haar toch de deur opendoet, beschouwt de vrouw het als een bepaalde vernedering. Want hij duidt als het ware aan alsof mannen en vrouwen niet gelijk zijn.

Ideale communicatie

Hoe moeten we dan met andere culturen omgaan? Is het beter om de gewoontes van ons eigen land te houden of is het beter om je aan te passen aan andere culturen? De onderzoeker Sibo Kanobana gaf ons enkele nuttige tips, waaronder a) wees jezelf, b) sta open voor verschillen en vooral c) werk met de effecten van jouw communicatie, niet met je bedoelingen.
In eerste instantie is het dus noodzakelijk aan jouw eigen cultuur te reflecteren. Cultuur is namelijk als een gletsjer: het hoofddeel ervan is niet zichtbaar. Het geldt voornamelijk voor leden van die cultuur, en pas daarna voor buitenstaanders! En andere culturen dan? “Er is geen methode, alleen aandacht,” zegt Edwin Hoffman.

zaterdag 24 september 2016

Schrijven is zilver…
Professor Pekelder

Veel mensen denken dat schrijftaal beter is dan spreektaal. Taalwetenschappers denken daar anders over. Hoe komt dat? Dat komt omdat taalwetenschappers vooral geïnteresseerd zijn in spontaan taalgedrag, zoals primatologen vooral geïnteresseerd zijn in spontaan gedrag van mensapen. Ze gaan liever het bos in dan de dierentuin. Een gevangen gorilla gedraagt zich anders dan een vrije gorilla. Schrijftaal is gevangen taal, spreektaal vrije taal. In de schrijftaal moet je bijvoorbeeld zinnen maken. In de spreektaal is dat niet nodig. Als iemand je vraagt Hoe open je een wijnfles? Antwoord je Met een kurkentrekker. Daar is niets mis mee. Stel dat je antwoordt Ik open een wijnfles met een kurkentrekker, dan zullen de meeste mensen je vreemd aankijken en denken dat je boekentaal spreekt. Maar waarom interesseren taalwetenschappers zich dan eerder voor vrije dan gevangen taal, kun je je afvragen? Het idee is dat vrije taal een beter beeld geeft van onze mentale grammatica. En dat is uiteindelijk wat de taalkundige wil: erachter zien te komen hoe die eruit ziet. Geeft de gevangen taal dan geen beeld van deze grammatica? Ja en nee. Laten we zeggen dat het beeld een beetje vervormd is. De reden is dat schrijftaal aangeleerd wordt op school. Schrijfvaardigheid is het resultaat van grammaticalesjes van de meester en de juf. De grammatica van de schrijftaal is dus sterk beïnvloed door de schoolgrammatica. Hoe zit dat dan met de mentale grammatica? Waar komt die vandaan? Het antwoord is dat die niet geleerd wordt maar verworven. De verwerving begint waarschijnlijk al in de baarmoeder. De foetus hoort de klanken van vader, moeder, zus en broer. En na de geboorte gaat dat nog een tijdje door. De baby luistert en na een paar jaar begint hij te spreken zonder dat iemand hem de grammaticaregels heeft uitgelegd. Een kind van vijf spreekt zijn moedertaal vlotjes en heeft dus al een uitgebreide mentale grammatica opgebouwd. Mensen zijn daar heel goed in omdat bepaalde genen er net iets anders uit zien dan die van mensapen. Dit verklaart waarom de kleine mens erin slaagt de regels van zijn moedertaal te verwerven door gewoon maar te luisteren naar de taal van de omgeving. Maar ouders corrigeren hun kindjes toch, hoor ik iemand denken? Dat is zeker waar. Bijna een halve eeuw geleden is echter aangetoond dat peuters zich daar niets van aantrekken. In 1971 publiceerde een zekere Martin Braine de volgende levensechte dialoog:

Child: Want other one spoon, Daddy
Father: You mean, you want THE OTHER spoon
Child: Yes, I want other one spoon, please, Daddy
Father: Can you say “The other spoon?”
Child: Other … one … spoon
Father: Say … “other”
Child: other
Father: “Spoon”
Child: Spoon
Father: “Other … Spoon”
Child: Other … spoon. Now give me other one spoon?


Kortom kinderen horen de correcties wel, maar ze luisteren er niet naar. Het zijn hun genen die het ritme van de taalverwerving bepalen.

zondag 18 september 2016


Parijs - Lukáš Vítek

Naar Parijs wilde ik gaan, omdat ik me anderhalf jaar het Frans had geleerd. Dus dacht ik, ga eens naar Frankrijk en spreek daar Frans. Een mooi plan of niet? Inderdaad, maar het duurde heel lang voordat alles geregeld was. Een vriendin van mij verbleef toen namelijk buiten Parijs, al had ze daar het hele semester gestudeerd. Ze was in Bretagne. Uiteindelijk ging ze terug naar de hoofdstad, dus ik kon Nederland veilig verlaten.
Zoals het in het leven van een neerlandicus gaat, alles wat hij doet staat in een of ander verband met het Nederlands. In mijn geval had Remco Campert mij voor Parijs geënthousiasmeerd, in concreto zijn verhaal ‘Verre reizen‘ uit de bundel Alle dagen feest. Dat verhaal gaat over twee jongens die zich in Nederland vervelen en samen naar Parijs gaan.
De reis naar Frankrijk begint een beetje ironisch zoals Camperts verhaal. Toen ik de bus van de Eurolines instapte, nam een assistente van Eurolines mijn geprinte ticket en hield het bij zich. Ik was zonder een retourticket! Die stond geprint op de andere zijde van dat éne bladzijde dat ik had. Dat was vervelend.
In Parijs zelf ging het soepel. Anička, een vriendin van mij, bracht me naar de woning van haar vriend van Tsjechische afkomst Adam, die in Parijs bij zijn oom werkte. De woning was gevestigd vlakbij Jardins du Luxembourg, wat prettig was. Ik wist niet dat er een grote Tsjechische gemeenschap in Parijs bestaat. Ze doen heel veel dingen, waaronder tentoonstellingen organiseren. Anička is een studente kunstgeschiedenis, zij weet alles over de kunst.
De eerste avond keken we naar de portalen van de kathedraal Notre Dame als naar een wonder. Het reliëf boven de hoofdingang bestaat uit zo veel beeldjes die met verrukkelijke kunst gemaakt zijn! Wat een Tsjech opmerkt, is dat de Notre Dame in tegenstelling tot de Sint-Vituskathedraal in Praag breder dan hoger is. Iedere gotiekbouwheer had zijn eigen smaak. De Antwerpse gotiek is anders dan die van Parijs en die van Praag onderscheidt zich van de Parijse gotiek. In de avond zaten we aan de oever van Seine met een wijntje. Heel gezellig.
Louvre vond ik niet leuk. Daar is het te druk en de tentoonstellingen hebben er geen structuur. Eén madona volgt na de ander. Je ziet er het ene topstuk na het andere. Het leukste museum van Parijs is zeker het Centre Pompidou. Voor het museum ligt een aangenaam pleintje, waar je lekker plat kan liggen. Het is verborgen in de schaduw en veel mensen rusten daar uit. Ik werd in het Centre Pompidou door Henri Matisse gefascineerd, vooral door zijn stuk Luxe, Calme et Volupté uit 1904. Het hele Centre Pompidou stelt een groot spel met kleuren voor: Vasilij Kandinsky, František Kupka e.a. Wat ik eveneens kan aanraden is de Place des Vosges. Je vindt daar een leuke tuin, een ideale plaats voor een picknick. Als je nog meer wil zien, kan je het huis van Victor Hugo bezoeken dat in de buurt ligt. Het is verrassend hoe groot dat gezin van Hugo was: enkele afstammelingen van hem zijn vandaag de dag schilders.
En het Frans? Een prachtige taal waarmee je moeite hebt om het goed te beheersen. Enige nuttige woorden zoek je tevergeefs in het woordenboek voor toeristen. ‘Daar’ zeg je ‘la-bas’, ‘geen probleem’ is ‘pas de soucis’ [soesi]. Gelukkig kennen mijn nieuwe vrienden beter Frans dan ik. Leuk om af en toe iets in het Frans te zeggen. De letterlijke vertaling werkt niet. In Nederlandse musea kijk je naar een stilleven, terwijl je ‘dode natuur’ (une nature morte) in Franse musea kan bewonderen. En het is ook mogelijk om een retourticket opnieuw bij de Eurolines te printen, stel je voor, al zeggen ze eerst “C’est ne pas possible, monsieur”.