Het beroep van filmtaalkundige: voordelen en valkuilen
Martina Vokáčová
In de werkelijkheid
is de hedendaagse linguïstiek een exacte wetenschap. Daar geloven ten minste alle
taalkundigen in die empirisch onderzoek verrichten. Met behulp van statistische
methoden analyseren ze een heleboel taaldata – net als andere “echte” wetenschappers
– of meten ze – zoals neurologen – processen die in het hersenen plaatsvinden.
In de verbeelding
van leken doet zich een taalkundige zelden op die manier voor. Eerder is een
linguïst een normatieve instantie –
iemand die weet wat er in de taal al dan niet juist is en die ook over de
bevoegdheid beschikt om te bepalen hoe het hoort. Voor dit imago van
taalkundigen zijn zeker ook films verantwoordelijk – met op een prominente
plaats Pygmalions of My fair ladies. Overigens spraken professor
Higgins en Eliza Doolitle – nog voor de wereldberoemde filmmusical (1964) en de
Britse filmadaptatie van het gelijknamige toneelstuk van G. B. Shaw (1938) –al Nederlands:
de Nederlandse filmadaptatie dateert uit 1937. De Nederlandse bioscoopganger
wist dus naar het lijkt ook vroeger dan zijn Engelstalige collega dat de juiste
– door een linguïst goedgekeurde – taalbeheersing eigenlijk tot de goede
manieren in het algemeen behoort.
Maar er worden ook
andere rollen voor de linguïst door de filmindustrie uitgestippeld. In 1982 neemt
een Nederlandse surrealistische film Het
Dak van de Walvis de taalkunde op de korrel. Linguïsten worden er
geparodieerd: ze proberen de principes van een onbekende taal te achterhalen door
aan zijn sprekers verschillende onderwerpen te tonen. Een ander beeld van de
linguïst wordt hier geopenbaard: een
soort antropoloog die exotische beschavingen inclusief hun taal
bestudeert en redt.
Recentelijk kreeg de
populaire verbeelding van een linguïst in de film een invloedrijke aanvulling.
In de Amerikaanse blockbuster Arrival (2016) wordt er namelijk expliciet strijd om de status van de taalkundige
gevoerd – en om de al of niet wettenschappelijk karakter van het vak.
Arrival vertelt het verhaal
van linguïst Louise Banks. Na het neerdalen van een aantal ruimtevaartuigen
werd ze door het Amerikaanse leger gevraagd om de taal van de buitenaardse wezens
te ontcijferen. De reden waarom uitgerekend zij voor die taak werd gekozen is
op een van de grootste stereotypen over taalkundigen gebaseerd: de linguïst als
een universele vertaler (vaak
omdat ze natuurlijk ook polyglot zijn). Met de woorden van de kolonel die bij Banks
komt: Twee jaar geleden heeft u wat Farsi
vertalingen gedaan voor het leger. U
heeft snel gewerkt aan die ontroerende video's. U staat bovenaan ieders lijstje
als het aankomt op vertalingen. En u heeft ook nog twee jaar van uw SSBI. Dus u
heeft nog steeds toegang tot top-geheime stukken. Dat is de reden dat ik in uw
kantoor sta en niet in Berkeley.
De voldoende
kwalificatie om met aliens te communiceren blijkt dus wat Farsi te kunnen
vertalen en over een geldige achtergrondcontrole te beschikken. Andere redenen
komen er tijdens de hele film niet bij. Men krijgt ook nauwelijks informatie
over de specialisatie van Banks. Wat voor linguïst is ze? Ze vertaalt uit het
Farsi. Ze geeft aan de universiteit les over de geschiedenis van Portugese
klanken. Ze heeft een boek geschreven over de oorsprong van taal in het
algemeen. Ze spreekt Mandarijn. En ze weet moderne software voor de
taalverwerking te gebruiken. Een dergelijke combinatie zou moeilijk te vinden
zijn in de curricula van de reële academische wereld.
Niet alleen het
verzoek van de kolonel, maar ook het personage van Louise
Banks zelf bevestigt dus het stereotype: de linguïst is een universele
vertaler. Bovendien beschikt Banks blijkbaar over alle linguïstische kennis van
de wereld: ze heeft geen specialisatie, ze weet gewoon alles wat alle taalkundigen
in het geheel tot nu toe hebben ontdekt.
Welke beeld van een
linguïst brengt de film dus over? En is dit beeld door de “reële” taalkundigen
al dan niet te omarmen? Wél wordt hier het beeld van het vak in meer opzichten
opgepoetst. Beginnende met het feit, dat linguïstiek überhaupt in het genre
sci-fi aan bod komt. En daarenboven: een hoofdrol speelt (de sleutel voor het
verhaal is een – vanwege taalkundigen die zelf naar bioscoop gaan – niet te
noemen, maar wel bestaande linguïstische hypothese). Traditioneel worden eerder
natuurkunde of cybernetica – in elk geval de “zware” wetenschappen – bedoeld met
die science wanneer ze met fiction gepaard gaat. Duidt dus Arrival de opneming van linguïstiek onder
de “echte” wetenschappen aan? Blijkbaar wel.
Maar daar houdt de
linguïstische emancipatie niet mee op. Er wordt – en dat zijn de meest
vermakelijke momenten van het verhaal – zelfs expliciet op de confrontatie
tussen taal- en natuurkunde ingegaan. Banks is namelijk niet de enige wie werd
gevraagd om de mensheid tegen de aliens te komen helpen. Naast de linguïstische
onderzoekster zit er ook een zekere Ian Donelly in het team van de mensen: een theoretische
natuurdeskundige. Traditioneel gezien zou híj voor de redding van de planeet
verantwoordelijk moeten zijn.
Hoewel Donnely
tijdens hun eerste ontmoeting een preek houdt over hoe niet de taal (zoals
Banks in haar boek schreeft), maar de “exacte” wetenschap de hoeksteen van de civilisatie
is, is het uiteindelijk Banks die de les geeft. De overwinning van taalkunde
over de natuurwetenschappen wordt er herhaaldelijk ook metaforisch weergegeven –
het duidelijkst in de scène waar Banks de wetenschappelijke patronen van
Donelly van het bord wist – om een linguïstische uitleg
te kunnen geven.
Hoewel er wel veel
stereotypen en populaire aanpassingen mee gemoeid zijn, behaalt de linguïstiek
wel een triomf in Arrival – en haar
wetenschappelijk karakter wordt bovendien bevestigd. Behalve dat nu misschien
de familieleden de studiekeuze voor linguïstiek beter gaan begrijpen, geeft dus
ook de veronderstelling, dat ook de geldschieters van de academische wereld
naar bioscoop gaan, een reden tot hoop.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten