maandag 19 december 2016

Niemand begrijpt me

Pavlína Riedlová

Iedereen is een potentiële hypochonder. De linguïst vormt op deze regel geen uitzondering. Als hij een puber ziet die tegen zijn ouders schreeuwt: “Jullie begrijpen me helemaal niet,” dan denkt hij iets over generatieverschillen en hun invloed op de woordenschat. Zal hij zelf op een dag aan eigen collegae iets zonder succes proberen uit te leggen, dan denkt hij niet aan de generatieverschillen of aan beroepsjargon. Hij ligt die avond in zijn bed, staart naar het plafond en begint met de vaststelling van zijn diagnose. Het belangrijkste symptoom: “Ze begrijpen niet wat ik zeg.”

Het aantal mogelijke stoornissen is bij onze linguïst nogal beperkt en hij is er zich ook van bewust. Tot nu toe had hij geen moeite met het uitdrukken van zijn gedachten, dus alle aangeboren taalstoornissen vallen af. Aangeboren taalstoornissen manifesteren zich meestal tijdens de eerste tien jaren van het leven en ze kunnen of primair of secundair zijn. Primaire aangeboren taalstoornissen zijn voor de taalkundige interessanter dan de secundaire. Onder primaire stoornis wordt verstaan, dat de taalontwikkeling zonder een aanwijsbare oorzaak verstoord is. Er is niets mis met de spieren en het kind heeft ook geen van de aangeboren syndromen. Nee, het kind heeft uitsluitend moeite met de productie van de taal. Eén van de problematische gebieden is bijvoorbeeld de syntaxis. Een vraag maken is voor z’n kind moeilijk. Maar onze linguïst was een normaal vervelend kind met duizenden goede vragen zoals: “Wat is de secundaire aangeboren taalstoornis?” De secundaire taalstoornissen hebben een aanwijsbare oorzaak. Die kan zowel fysiek als psychisch zijn. Met de fysieke oorzaken is het nog gemakkelijk. Als iemand niets hoort dan kan hij natuurlijk niet spreken. Tot de psychische oorzaken behoort onder ander autisme. Onze linguïst kon zich snel aan een aantal vakkundige monolooguitwisselingen met zijn collegae herinneren maar het was meer een symptoom van de vakidiotie dan van het autisme.

Aangeboren is zijn stoornis niet, dus hij moet in de groep van niet-aangeboren taalstoornissen zoeken. Die zijn meestal het resultaat van een hersenbeschadiging die het gevolg van beroerte, val of infectieziekte kan zijn. De twee basisstoornissen heten afasie van Broca en afasie van Wernicke. Broca en Wernicke zijn centra in de hersenen die verantwoordelijk voor het gebruik van de taal zijn. Broca controleert de fysieke productie van de taal. Als een mens niet vloeiend kan praten, als hij te langzaam spreekt of moeite met morfologie heeft, dan is het hoogst waarschijnlijk dat zijn Broca, die meestal links in de frontale kwab gesitueerd is, beschadigd is. De linguïst spreekt een paar zinnetjes uit, maar hij hoort geen problemen. “Mijn Broca is dus kerngezond, omdat de patiënten met de beschadiging van Broca zich ervan bewust zijn dat ze niet vloeiend kunnen spreken”, vat hij op basis van zijn snelle test samen.


Het enige wat voor hem overblijft, is de afasie van Wernicke. Die klopt als een zwerende vinger. Hij denkt dat hij de anderen begrijpt en dat hij normaal praat maar eindelijk blijkt dat hij alles verkeerd begrijpt en onzin produceert. Wernicke is een gedeelte in de hersenen dat verantwoordelijk voor het verstaan van de taal is. Het Wernicke centrum zoekt bovendien in het mentale lexicon naar woorden die men uitspreekt. Patiënten met afasie van Wernicke reageren soms onverwachts op een vraag, die ze niet goed hebben begrepen en hun vloeiende antwoord die meestal grammaticaal correct is, heeft geen zin. “Ze zijn ervan ook niet bewust,” sluit onze linguïst zijn diagnose met het laatste kenmerk van zijn afasie af. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten