Parijs - Lukáš Vítek
Naar Parijs wilde ik gaan, omdat ik me anderhalf jaar het
Frans had geleerd. Dus dacht ik, ga eens naar Frankrijk en spreek daar Frans. Een
mooi plan of niet? Inderdaad, maar het duurde heel lang voordat alles geregeld
was. Een vriendin van mij verbleef toen namelijk buiten Parijs, al had ze daar
het hele semester gestudeerd. Ze was in Bretagne. Uiteindelijk ging ze terug
naar de hoofdstad, dus ik kon Nederland veilig verlaten.
Zoals het in het leven van een neerlandicus gaat, alles
wat hij doet staat in een of ander verband met het Nederlands. In mijn geval had
Remco Campert mij voor Parijs geënthousiasmeerd,
in concreto zijn verhaal ‘Verre reizen‘ uit de bundel Alle dagen feest. Dat verhaal gaat over twee jongens die zich in
Nederland vervelen en samen naar Parijs gaan.
De reis naar Frankrijk begint een beetje ironisch zoals
Camperts verhaal. Toen ik de bus van de Eurolines instapte, nam een assistente van
Eurolines mijn geprinte ticket en hield het bij zich. Ik was zonder een retourticket!
Die stond geprint op de andere zijde van dat éne bladzijde dat ik had. Dat was
vervelend.
In Parijs zelf ging het soepel. Anička, een vriendin van
mij, bracht me naar de woning van haar vriend van Tsjechische afkomst Adam, die
in Parijs bij zijn oom werkte. De woning was gevestigd vlakbij Jardins du Luxembourg,
wat prettig was. Ik wist niet dat er een grote Tsjechische gemeenschap in
Parijs bestaat. Ze doen heel veel dingen, waaronder tentoonstellingen
organiseren. Anička is een studente kunstgeschiedenis, zij weet alles over de
kunst.
De eerste avond keken we naar de portalen van de
kathedraal Notre Dame als naar een wonder. Het reliëf boven de hoofdingang bestaat
uit zo veel beeldjes die met verrukkelijke kunst gemaakt zijn! Wat een Tsjech opmerkt,
is dat de Notre Dame in tegenstelling tot de Sint-Vituskathedraal in Praag breder
dan hoger is. Iedere gotiekbouwheer had zijn eigen smaak. De Antwerpse gotiek
is anders dan die van Parijs en die van Praag onderscheidt zich van de Parijse
gotiek. In de avond zaten we aan de oever van Seine met een wijntje. Heel
gezellig.
Louvre vond ik niet leuk. Daar is het te druk en de
tentoonstellingen hebben er geen structuur. Eén madona volgt na de ander. Je
ziet er het ene topstuk na het andere. Het leukste museum van Parijs is zeker
het Centre Pompidou. Voor het museum ligt een aangenaam pleintje, waar je
lekker plat kan liggen. Het is verborgen in de schaduw en veel mensen rusten
daar uit. Ik werd in het Centre Pompidou door Henri Matisse gefascineerd,
vooral door zijn stuk Luxe, Calme et
Volupté uit 1904. Het hele Centre Pompidou stelt een groot spel met kleuren
voor: Vasilij Kandinsky, František Kupka e.a. Wat ik eveneens kan aanraden is
de Place des Vosges. Je vindt daar een leuke tuin, een ideale plaats voor een
picknick. Als je nog meer wil zien, kan je het huis van Victor Hugo bezoeken
dat in de buurt ligt. Het is verrassend hoe groot dat gezin van Hugo was:
enkele afstammelingen van hem zijn vandaag de dag schilders.
En het Frans? Een prachtige taal waarmee je moeite hebt
om het goed te beheersen. Enige nuttige woorden zoek je tevergeefs in het
woordenboek voor toeristen. ‘Daar’ zeg je ‘la-bas’, ‘geen probleem’ is ‘pas de
soucis’ [soesi]. Gelukkig kennen
mijn nieuwe vrienden beter Frans dan ik. Leuk om af en toe iets in het Frans te
zeggen. De letterlijke vertaling werkt niet. In Nederlandse musea kijk je naar
een stilleven, terwijl je ‘dode natuur’ (une
nature morte) in Franse musea kan bewonderen. En het is ook mogelijk om een
retourticket opnieuw bij de Eurolines te printen, stel je voor, al zeggen ze
eerst “C’est ne pas possible, monsieur”.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten