zondag 18 september 2016


Parijs - Lukáš Vítek

Naar Parijs wilde ik gaan, omdat ik me anderhalf jaar het Frans had geleerd. Dus dacht ik, ga eens naar Frankrijk en spreek daar Frans. Een mooi plan of niet? Inderdaad, maar het duurde heel lang voordat alles geregeld was. Een vriendin van mij verbleef toen namelijk buiten Parijs, al had ze daar het hele semester gestudeerd. Ze was in Bretagne. Uiteindelijk ging ze terug naar de hoofdstad, dus ik kon Nederland veilig verlaten.
Zoals het in het leven van een neerlandicus gaat, alles wat hij doet staat in een of ander verband met het Nederlands. In mijn geval had Remco Campert mij voor Parijs geënthousiasmeerd, in concreto zijn verhaal ‘Verre reizen‘ uit de bundel Alle dagen feest. Dat verhaal gaat over twee jongens die zich in Nederland vervelen en samen naar Parijs gaan.
De reis naar Frankrijk begint een beetje ironisch zoals Camperts verhaal. Toen ik de bus van de Eurolines instapte, nam een assistente van Eurolines mijn geprinte ticket en hield het bij zich. Ik was zonder een retourticket! Die stond geprint op de andere zijde van dat éne bladzijde dat ik had. Dat was vervelend.
In Parijs zelf ging het soepel. Anička, een vriendin van mij, bracht me naar de woning van haar vriend van Tsjechische afkomst Adam, die in Parijs bij zijn oom werkte. De woning was gevestigd vlakbij Jardins du Luxembourg, wat prettig was. Ik wist niet dat er een grote Tsjechische gemeenschap in Parijs bestaat. Ze doen heel veel dingen, waaronder tentoonstellingen organiseren. Anička is een studente kunstgeschiedenis, zij weet alles over de kunst.
De eerste avond keken we naar de portalen van de kathedraal Notre Dame als naar een wonder. Het reliëf boven de hoofdingang bestaat uit zo veel beeldjes die met verrukkelijke kunst gemaakt zijn! Wat een Tsjech opmerkt, is dat de Notre Dame in tegenstelling tot de Sint-Vituskathedraal in Praag breder dan hoger is. Iedere gotiekbouwheer had zijn eigen smaak. De Antwerpse gotiek is anders dan die van Parijs en die van Praag onderscheidt zich van de Parijse gotiek. In de avond zaten we aan de oever van Seine met een wijntje. Heel gezellig.
Louvre vond ik niet leuk. Daar is het te druk en de tentoonstellingen hebben er geen structuur. Eén madona volgt na de ander. Je ziet er het ene topstuk na het andere. Het leukste museum van Parijs is zeker het Centre Pompidou. Voor het museum ligt een aangenaam pleintje, waar je lekker plat kan liggen. Het is verborgen in de schaduw en veel mensen rusten daar uit. Ik werd in het Centre Pompidou door Henri Matisse gefascineerd, vooral door zijn stuk Luxe, Calme et Volupté uit 1904. Het hele Centre Pompidou stelt een groot spel met kleuren voor: Vasilij Kandinsky, František Kupka e.a. Wat ik eveneens kan aanraden is de Place des Vosges. Je vindt daar een leuke tuin, een ideale plaats voor een picknick. Als je nog meer wil zien, kan je het huis van Victor Hugo bezoeken dat in de buurt ligt. Het is verrassend hoe groot dat gezin van Hugo was: enkele afstammelingen van hem zijn vandaag de dag schilders.
En het Frans? Een prachtige taal waarmee je moeite hebt om het goed te beheersen. Enige nuttige woorden zoek je tevergeefs in het woordenboek voor toeristen. ‘Daar’ zeg je ‘la-bas’, ‘geen probleem’ is ‘pas de soucis’ [soesi]. Gelukkig kennen mijn nieuwe vrienden beter Frans dan ik. Leuk om af en toe iets in het Frans te zeggen. De letterlijke vertaling werkt niet. In Nederlandse musea kijk je naar een stilleven, terwijl je ‘dode natuur’ (une nature morte) in Franse musea kan bewonderen. En het is ook mogelijk om een retourticket opnieuw bij de Eurolines te printen, stel je voor, al zeggen ze eerst “C’est ne pas possible, monsieur”.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten