Betekenisnuancering bij adjectieven door
onderlinge vervanging van –loos en –vrij
Radomír Valeš
Als een moedertaalspreker van het
Tsjechisch die Nederlands leert, word ik vaak verrast door nuttige taalmiddelen
die Nederlandstaligen gebruiken om hun meningen in uit te drukken. Een van de vele is betekenisnuancering bij adjectieven door
onderlinge vervanging van –loos en –vrij. Ik behandel dus dit onderwerp vanuit een
contrastieve invalshoek.
Morfologisch gezien is –loos een gebonden morfeem dat aan een substantief
wordt gesuffigeerd. Vrij is
daarentegen een vrij morfeem dat het rechterdeel van adjectieven kan vormen. Het
eerste type woordvormingsprocedé noemen we afleiding, het tweede wordt beschouwd
als samenstelling.
Semantisch gezien overlappen
beide morfemen in betekenis zonder iets
en kunnen in bepaalde gevallen door elkaar gebruikt worden. Men krijgt telkens twee adjectieven
die veel gemeenschappelijks hebben maar die toch van elkaar enigszins
verschillen. Volgens ANS, bij samenstellingen met –vrij is de gedachte aan een werking
aanwezig (vrij maken, stellen of houden van), bij afleidingen op –loos niet.
Om duidelijkheid te
scheppen geeft ANS een voorbeeld: vergelijk autoloos
met autovrij in: Het plein moet met het oog op de jaarlijkse kermis autovrij gemaakt
worden. In dit geval wordt het gebruik van autoloos twijfelachtig beschouwd, want het plein moet vrij van
auto’s gemaakt en gehouden worden. De gewone toestand van het plein is
uiteraard niet autoloos. Er moet iets gedaan worden om het gewenste doel te
bereiken en het doel is
een plein zonder auto’s.
een plein zonder auto’s.
Het lijkt dus veilig om te
concluderen dat door –vrij voor –loos in te wisselen de zo gevormde adjectieven
een specifiekere betekenis krijgen.
De keuze voor –vrij impliceert iets
dat wenselijk of intentioneel wordt bevonden. Het achtervoegsel –loos draagt algemener betekenis zonder
iets intentioneels te impliceren.
Hoewel
aan deze woordvormingsprocedé een beperking wordt voorgeschreven: als het grondwoord
een stofnaam is, moet –vrij gebruikt
worden, blijkt de praktijk ietwat anders. Naast suikervrij wordt suikerloos vrijwel
overal aangetroffen, bv. in suikerloos
leven, suikerloos shoppen, kinderen suikerloos opvoeden enz. Een
volledige verklaring daarvoor is moeilijk te vinden. Ter verduidelijking haal
ik een artikel aan van Taaladvies over vetvrij.
Daar wordt uitgelegd dat vetvrij overigens niet per
definitie betekent dat iets helemaal vrij van vet is en dat vetloos de juiste keuze is als iets
helemaal zonder vet is. Onderlinge vervanging van –loos en –vrij bij adjectieven kan dus ook dienen om de graad van nauwkeurigheid
aan te geven en kan beschouwd worden als een ander middel ter betekenisnuancering.
Ofschoon veel samenstellingen met –vrij via internet kunnen worden
getraceerd, omvat bv. het Kernerman Nederlands Leerderswoordenboek (170 000
woorden) slechts 16 adjectieven die gevormd worden door toevoeging van –vrij en die de betekenis zonder iets hebben. Een mogelijke
verklaring voor deze discrepantie zou kunnen liggen in het feit dat de
toevoeging van –loos en –vrij aan substantieven spontaan door de
taalgebruikers wordt toegepast om woorden te vormen die ze nog nooit eerder
hebben gehoord, gezien of gebruikt, maar waarvan niettemin de betekenis
volkomen evident is, en die dus als gewone woorden worden begrepen.
In de
Slavische en Romaanse talen moet het additionele betekeniselement van gewenstheid of intentie bij adjectieven weergegeven worden door meer dan
één woord. Hetzelfde geldt als een spreker van een niet-Germaanse taal de
hoeveelheid van een inhoudelijke stof door het gebruik van een adjectief
scherper wil afbakenen. Een Nederlandstalige mag dat. Eén verandering in één
woord en de betekenisnuance is ten volle uitgevoerd. Ons Tsjechen is dit
verschijnsel niet gegund. We moeten ons dus tevreden stellen met het leren van
de Nederlandse taal.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten