VIII
Dopen
Professor Pekelder
Iedereen kent de
verhalen: de eskimo’s die 100 woorden hebben voor ‘sneeuw’. Is dat bijzonder?
Nee, niet echt. In veel, waarschijnlijk alle culturen worden bepaalde
verschijnselen op diverse manieren ingedeeld. Laten we eerst eens naar die
‘sneeuw’ kijken. Ook in het Nederlands hebben we daar diverse soorten van: natte sneeuw, verse sneeuw, schone sneeuw,
vieze sneeuw, smeltende sneeuw, enzovoorts. Ik hoor u nu denken: ja, maar dat is
iets anders. Dat zijn geen verschillende woorden maar verschillende
woordgroepjes en die maken we eventjes als het nodig is, maar behalve het woord
sneeuw hebben we bar weinig kant en
klare woorden voor ‘sneeuw’. Dat is juist, alhoewel we hebben smeltsneeuw, poedersneeuw, plaksneeuw…
Aan de andere kant is het ook zo dat die honderd woorden van de Eskimo’s net
zoals de Nederlandse woordgroepjes verschillende soorten sneeuw aanduiden. Het
verschil zit hem dus niet in de sneeuw als ik het zo eventjes mag uitdrukken,
of in de onmogelijkheid naar bepaalde verschijnselen te verwijzen. Het zit hem
in de manier waarop een bepaalde taal verschijnselen indeelt. Hebben we binnen
onze cultuur dan geen verschijnselen waarvoor we grote hoeveelheden kant en
klare woorden hebben? Ja, wel zeker! Wist u
hoeveel woorden we hebben voor het verschijnsel ‘mensengroep’? Heel veel. We
noemen er enkele: gemeente, kerk,
college, regering, bestuur, vereniging, drom, troep, menigte, leger, legioen, macht, massa, menigte, zee, samenscholing, schare, sleep, stoet, stroom, groep, bende, gevolg, collectief, compagnie, equipe, gezelschap, groepering, horde, klas, kliek, kluit, partij, ploeg, stel, verzameling, populatie, gepeupel, volk, kolonie, sliert. Interessante vragen zijn: waarom zoveel kant en klare woorden voor een
bepaald verschijnsel en onder welke voorwaardes dringen ze de taal binnen? Voor
de eerste vraag wende men zich tot de antropoloog, de historicus of de
cultuurwetenschapper. De tweede vraag ligt midden op het bordje van de
taalwetenschapper. Wat gebeurde er precies in ons hoofd toen we bijvoorbeeld
van smeltende sneeuw over zijn gegaan
naar smeltsneeuw? Het verschil is dat
het woordgroepje een omschrijving is van wat we zien en het woord een benoeming. Je zou kunnen zeggen: het is de doopnaam van
het verschijnsel. Omschrijvingen kosten meer cognitieve energie dan doopnamen.
Daarom gaan we om taaleconomische redenen in bepaalde gevallen tot benoeming
over, bijvoorbeeld als het om centrale dingen in ons leven gaat. Je kunt het
vergelijken met namen van personen. In plaats van een persoon te omschrijven,
gebruiken we meestal een naam, Els of Eppie. Dat is wel zo gemakkelijk. Als het
eten op tafel staat en je je dochtertje onderaan de trap roept, hoef je niet te
schreeuwen: “door mij ter wereld gebracht wezen van het vrouwelijk geslacht,
éééééééten!”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten