Niemand begrijpt
me
Pavlína
Riedlová
Iedereen is een
potentiële hypochonder. De linguïst vormt op deze regel geen uitzondering. Als
hij een puber ziet die tegen zijn ouders schreeuwt: “Jullie begrijpen me
helemaal niet,” dan denkt hij iets over generatieverschillen en hun invloed op
de woordenschat. Zal hij zelf op een dag aan eigen collegae iets zonder succes
proberen uit te leggen, dan denkt hij niet aan de generatieverschillen of aan beroepsjargon.
Hij ligt die avond in zijn bed, staart naar het plafond en begint met de vaststelling
van zijn diagnose. Het belangrijkste symptoom: “Ze begrijpen niet wat ik zeg.”
Het aantal mogelijke
stoornissen is bij onze linguïst nogal beperkt en hij is er zich ook van bewust. Tot nu toe had hij geen moeite met het uitdrukken
van zijn gedachten, dus alle aangeboren taalstoornissen vallen af. Aangeboren
taalstoornissen manifesteren zich meestal tijdens de eerste tien jaren van het
leven en ze kunnen of primair of secundair zijn. Primaire aangeboren
taalstoornissen zijn voor de taalkundige interessanter dan de secundaire. Onder
primaire stoornis wordt verstaan, dat de taalontwikkeling zonder een
aanwijsbare oorzaak verstoord is. Er is niets mis met de spieren en het kind heeft
ook geen van de aangeboren syndromen. Nee, het kind heeft uitsluitend moeite
met de productie van de taal. Eén van de problematische gebieden is bijvoorbeeld
de syntaxis. Een vraag maken is voor z’n kind moeilijk. Maar onze linguïst was
een normaal vervelend kind met duizenden goede vragen zoals: “Wat is de secundaire
aangeboren taalstoornis?” De secundaire taalstoornissen hebben een aanwijsbare
oorzaak. Die kan zowel fysiek als psychisch zijn. Met de fysieke oorzaken is
het nog gemakkelijk. Als iemand niets hoort dan kan hij natuurlijk niet
spreken. Tot de psychische oorzaken behoort onder ander autisme. Onze linguïst
kon zich snel aan een aantal vakkundige monolooguitwisselingen met zijn
collegae herinneren maar het was meer een symptoom van de vakidiotie dan van het
autisme.
Aangeboren is zijn
stoornis niet, dus hij moet in de groep van niet-aangeboren taalstoornissen
zoeken. Die zijn meestal het resultaat van een hersenbeschadiging die het
gevolg van beroerte, val of infectieziekte kan zijn. De twee basisstoornissen
heten afasie van Broca en afasie van Wernicke. Broca en Wernicke zijn centra in
de hersenen die verantwoordelijk voor het gebruik van de taal zijn. Broca
controleert de fysieke productie van de taal. Als een mens niet vloeiend kan
praten, als hij te langzaam spreekt of moeite met morfologie heeft, dan is het
hoogst waarschijnlijk dat zijn Broca, die meestal links in de frontale kwab
gesitueerd is, beschadigd is. De linguïst spreekt een paar zinnetjes uit, maar
hij hoort geen problemen. “Mijn Broca is dus kerngezond, omdat de patiënten met
de beschadiging van Broca zich ervan bewust zijn dat ze niet vloeiend kunnen spreken”,
vat hij op basis van zijn snelle test samen.
Het enige wat voor
hem overblijft, is de afasie van Wernicke. Die klopt als een zwerende vinger.
Hij denkt dat hij de anderen begrijpt en dat hij normaal praat maar eindelijk
blijkt dat hij alles verkeerd begrijpt en onzin produceert. Wernicke is een gedeelte
in de hersenen dat verantwoordelijk voor het verstaan van de taal is. Het Wernicke
centrum zoekt bovendien in het mentale lexicon naar woorden die men uitspreekt.
Patiënten met afasie van Wernicke reageren soms onverwachts op een vraag, die
ze niet goed hebben begrepen en hun vloeiende antwoord die meestal grammaticaal
correct is, heeft geen zin. “Ze zijn ervan ook niet bewust,” sluit onze linguïst
zijn diagnose met het laatste kenmerk van zijn afasie af.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten