Weekendpelgrimage
of een tocht
naar je eigen identiteit
Barbora Šivecová
Het feit dat de Nederlandse
literatuur veel kanten heeft, is bekend. Als we iets in het Nederlands willen
lezen, hoeft het absoluut niet alleen over Nederland of Vlaanderen te gaan,
omdat er ook andere landen in de wereld zijn waar literatuur in het Nederlands
wordt geschreven. Dat zijn de landen die bijvoorbeeld vroeger Nederlandse koloniën
waren en waar nog steeds Nederlands gesproken en geschreven wordt. In zulke
gevallen spreekt men over koloniale en postkoloniale literatuur. Antilliaanse
literatuur is een goed voorbeeld daarvan. In dit essay bespreek ik een roman
die zich op het eiland Curaçao afspeelt en ik presenteer ook mijn persoonlijke interpretatie
van het boek.
Het boek heet Weekendpelgrimage en het is door Tip
Marugg in 1958 geschreven. Ik heb dit boek willen lezen omdat ik nieuwsgierig
naar de situatie in de Nederlandse Antillen was en ook omdat ik nog nooit een
roman uit dit milieu heb gelezen. Voordat ik aan het boek begon, had ik geen
specifieke verwachtingen. Ik verwachtte dat ik iets over het leven op Curaçao
te weten komen zou. Ik ben wel wat informatie daarover te weten gekomen, maar
ik denk dat het niet het hoofddoel van de auteur was – om Curaçao te
introduceren. Aan de andere kant moet ik ook bekennen dat dit boek vrij
moeilijk voor mij was omdat het bijna geen inhoud heeft. Daarmee bedoel ik dat
er uiteindelijk niet zoveel gebeurde. Het hele boek is eigenlijk een innerlijke
monoloog van het hoofdpersonage dat vol gedachtenstromen en dromen is. Toch
vond ik de roman en sommige citaten ervan heel interessant om erover na te
denken.
Weekendpelgrimage gaat
over een man die op Curaçao leeft. Maar wij als lezers kunnen dat van het eigenlijke verhaal niet
afleiden. We weten dat alleen van de achterkant van het boek. Hij zelf zegt
alleen dat hij op een eiland in de Caraїbische Zee leeft. Hij noemt Curaçao de
hele tijd “het eiland”. Ook weten wij niet hoe het personage heet, wat volgens
mij interessant was vanwege het feit dat er zoveel andere namen en informatie
van zijn kennissen waren. Wel weten wij dat het om een blanke man gaat van wie
de voorouders waarschijnlijk Europeanen waren. Maar het personage zegt dat
nooit expliciet. Dat moeten wij als lezers zelf van de context afleiden. Het
hele boek gaat eigenlijk over één zaterdagavond en wat de man op die avond
doet. Het verhaal begint op het moment dat de man om drie uur ’s ochtends in
zijn auto in een kuil aan de rand van de weg zit. Hij denkt na wat hij met zijn
leven gaat doen. Hij denkt dat er maar drie mogelijkheden zijn: naar huis te
gaan en op Curaçao blijven wonen, naar de noordkust gaan en zelfmoord te plegen
of naar Canada te vertrekken. Maar voordat hij beslist, maakt hij een tocht en
bezoekt alle kroegen (hij noemt ze “dranktenten”) op het eiland. Overal drinkt
hij whisky-soda.
Gedurende het
hele verhaal komen er flashbacks voor. Hij denkt over zijn kinderjaren na en
vertelt veel verhalen over zijn vrienden. Bij elke personage geeft hij aan
welke huidskleur hij of zij heeft. Meestal mijmert hij over zijn eigen leven –
hoe eenzaam hij is, hoe erg het op het eiland is, wat voor een stomme baan hij heeft,
hoeveel hij moet drinken, omdat hij geen andere oplossing kan vinden,
enzovoorts. Elke zaterdagavond droomt hij over zelfmoord plegen en als hij de
droom beschrijft, gaat hij tot de allerkleinste details – alsof hij het echt
deed. Hij droomt ervan om met zijn auto het water in te rijden. Uiteindelijk
pleegt hij geen zelfmoord, vertrekt niet naar Canada, maar kiest voor de derde
mogelijkheid, namelijk voor het leven op het eiland. Hij spreekt over een
indjuboom die iedere eilandbewoner kent, die een onzichtbare macht heeft en hij
denkt na wat hij aan de boom moet vragen of vertellen. Hij zegt dat iedereen
een gebed, een herinnering of een liefde in zichzelf heeft en dat het voor hem
het eiland is. Daarom kiest hij voor het leven daar. Hij heeft geen ander thuis
en op een of andere manier houdt hij van Curaçao.
Wat de
personages betreft, is er maar één belangrijk persoon, namelijk het
hoofdpersonage of de ik-persoon. De ik-persoon is een blanke man die als
journalist werkt, niet vriendelijk tegen andere mensen is, maar zich eenzaam
voelt en veel alcohol drinkt. We weten niet hoe oud hij is, hij is bijgelovig,
op zoek naar zijn identiteit en stereotypeert andere mensen naar hun huidskleur.
Hij is tevens de focalisator en de verteller van het verhaal en ik denk dat hij
onbetrouwbaar is, omdat hij gedurende het hele verhaal dronken is en we hebben
geen mogelijkheid om het verhaal vanuit een ander perspectief te volgen. De
vertelde tijd is één avond. De gebeurtenissen worden niet chronologisch verteld
en het verhaal wordt steeds door de flashbacks onderbroken. Het boek bestaat
uit 23 hoofdstukken. Het gaat om een psychologische roman die soms tot het
“tropisch existentialisme” gerekend wordt. De stijl van Tip Marugg is somber, vol
dronkenschap, ondergangsvisioenen en zelfmoordplannen. De auteur zelf zegt dat
het boek eigenlijk over hem gaat, dus we kunnen wel spreken over autobiografische
motieven. Het boek is vol tegenstellingen of binaire opposities: leven en dood,
blank en zwart en werkelijkheid en droom.
Ik geloof dat
het thema van het boek een zoektocht naar zichzelf is. De naam van de roman – Weekendpelgrimage kan naar de
kroegentocht, maar ook naar deze zoektocht naar zichzelf verwijzen. De
hoofdpersonage lijdt aan de identiteitscrisis die veroorzaakt is door het feit
dat hij tussen twee culturen geboren is en dat hij niet weet waar hij
thuishoort. Maar er zijn ook een paar andere motieven in de roman te vinden.
“De Ander” is niet alleen
één van de belangrijkste motieven in het boek, maar ook een concept dat vaak in
de koloniale en postkoloniale literatuur voorkomt. Er wordt voortdurend
aangeduid dat zwarte mensen of kleurlingen anders dan de blanken zijn. De
ik-verteller zegt bijvoorbeeld dat hij nog nooit een kleurling heeft ontmoet,
die zacht kon spreken of bijvoorbeeld dat het altijd moeilijk is om te raden
hoe oud een kleurling is. Hij denkt dat alle zwarte mensen hetzelfde zijn (hij
noemt hen allemaal “negers”) – dom en simpel, maar hij gelooft dat ze veel van
de oude wereld weten. Toch zijn ze allemaal primitief en volgens hem zou het
een ramp zijn als ze onderwijs zouden krijgen. Hij stereotypeert bijna iedereen
– over Amerikanen zegt hij dat zij altijd een mop over auto’s begrijpen, over
te laat komen dat het een typisch tropisch verschijnsel is, enzovoorts. Maar de
belangrijkste maatstaf om mensen te categoriseren is voor hem de huidskleur,
wat tevens één van de meest typerende “othering strategieën” in de koloniale en
postkoloniale literatuur is. Bij elk personage in het verhaal duidt hij aan wat
voor een huidskleur hij of zij heeft en deze aanduiding wordt dan als een soort
van “shortcut” gebruikt om iemand zo kort mogelijk te karakteriseren.
Het is nergens expliciet geschreven, maar het is niet
alcoholisme of eenzaamheid waarover de roman in eerste instantie gaat. Het is
wel het gevoel van thuishoren. Het
hoofdpersonage wil iets, maar hij weet niet wat. Volgens mij wil hij ergens
thuishoren, gewoon een deel van een groep of maatschappij uitmaken. Maar omdat
hij alleen de mensen van andere huidskleuren om zich heen ziet, denkt hij dat
hij niet op het eiland thuishoort (hij noemt het “negereiland”). Ook denkt hij
dat er op Curaçao niets gebeurt en dat het leven er saai is. Daarom overweegt
hij zelfmoord te plegen of te vertrekken. Maar eindelijk ontdekt hij een vlam
in zichzelf die brandt wanneer hij niet thuis is en hij eindigt zijn verhaal
met de woorden: “Dit is mijn stad. Dit is
mijn eiland.” Dus, hij blijft op Curaçao wonen. Ik heb nog andere motieven
in de roman gevonden, namelijk “het eiland”, eenzaamheid, alcoholisme en
zelfmoord, maar ik denk dat het concept van “de Ander” en het gevoel van thuishoren
de belangrijkste waren.
In dit essay probeerde ik de Antilliaanse roman Weekendpelgrimage te analyseren. Ik
gebruikte de klassieke literaire analyse, maar probeerde ook naar het waarnemen
van “de Anderen” te kijken. De rol van de blanke verteller en focalisator
heeft, dus, ook een grote rol in het verhaal gespeeld. Wat andere representaties
betreft, werd er veel van stereotypen gebruik gemaakt die als een soort van
“shortcut” om de personages te karakteriseren dienden. Zoals ik al zei, het
veelvuldig markeren van de huidskleur kwam het vaakst voor.
Maar het boek was ook interessant vanuit een ander
perspectief. Als het om koloniale en postkoloniale literatuur gaat, komen wij
heel vaak de situatie tegen, waarin we met zwarte mensen medelijden hebben,
omdat het tegenwoordig normaal is dat racisme afgekeurd wordt. In dit geval kan
er wel van racisme sprake zijn, maar ik denk dat de zwarte objecten
waarschijnlijk niet zo belangrijk in de roman zijn. Wat hier centraal staat, is
de positie van de blanke man in de Curaçaose maatschappij die uit mensen van
gemengde afkomst bestaat. Het blanke subject is dominant in deze maatschappij
en kan alles hebben wat hij wil. Maar toch is hij ongelukkig en voelt dat hij
daar niet thuishoort. Om die reden biedt de roman een nieuw en interessant
perspectief en kan ons tot nadenken aanzetten. Kon de kleur van je huid in de
jaren vijftig op Curaçao geluk garanderen? Neen. Kon je huidskleur je leven in
sommige situaties vereenvoudigen? Ik denk van wel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten