1 Inleiding
Tussen de apartheid
en het socialisme kan ogenschijnlijk geen grotere afstand bestaan. De eerste
berust op de opinie dat mensen ongelijk zijn terwijl de theorie van de tweede
naar de absolute gelijkheid van mensen streeft. Toch hebben ze tenminste één
ding gemeen, namelijk dat de invoering van beide in de praktijk tot het
ontstaan van totalitaire staten leidt. Tot deze behoorden ook Zuid-Afrika in de
jaren 1948-1990 en de Tsjecho-Slowaakse Republiek, later de Tsjecho-Slowaakse
Socialistische Republiek, in de jaren 1948-1989. Het beeld van deze staten
wordt in de literatuur met behulp van verschillende literaire technieken dikwijls
bewerkt. Eén van deze technieken is het gebruik van de kindervertellers. In
mijn werkstuk wil ik de parallellen tussen de beelden van de kindervertellers
in boeken over die tijd uit beide landen opsporen en bespreken. De vraag is of
deze overeenkomsten meer met de overeenkomsten in ideologieën zelf of met het
totalitarisme samenhangen.
Het
gebruik van een kinderverteller behoort in de literatuur voor de volwassenen
niet tot de meest gebruikte literaire technieken, hoewel het de auteur interessante
mogelijkheden biedt. Een kind als verteller laat volgens Prokeš (2004: 14-15)
de bekende feiten op een ongewone manier zien. Het kind kan dan als een
onbetrouwbare verteller aangeduid worden want het ziet de gebeurtenissen
vereenvoudigd en besteed aandacht aan andere dingen dan de volwassenen. De
kinderen in boeken zien een specifieke logica in het leven, verdelen de wereld
in goede en slechte mensen en laten de schrijvers ogenschijnlijk onbewust, komische
situaties creëren. Hoewel het kinderperspectief voor een nostalgische
beschrijving van kindertijd gebruikt wordt, is het ook een manier om met
onaangename historische gebeurtenissen af te rekenen. De jongen in de gestreepte pyjama van John Boyne of Onbepaald door het lot van Imre Kertész
zijn daar voorbeelden van.
Kindervertellers
verschenen ook in Zuid-Afrikaanse en Tsjechische boeken over de apartheid en
over het socialisme. Het gesloten paradijs van de kinderjaren draagt in beide
gevallen een teken van de politieke omstandigheden van die tijd. Opmerkelijk is
dat, hoewel de historische omstandigheden anders waren, deze in bepaalde
opzichten op gelijke manier door het kinderperspectief worden weergegeven. Het
gaat zowel over de manier van selectie van feiten die de vertellers als
belangrijk voor hun verhaal beschouwen als over gezamenlijke punten in de beschrijving
van hun omgeving. Voor de illustratie van deze overeenkomsten heb ik de
Zuid-Afrikaanse boeken Roepman van
Jan van Tonder en Ons is nie almal so nie
van Jeanne Goosen gekozen. Beide zijn in het Nederlands vertaald en ze beschrijven
de jaren zestig en zeventig in Zuid-Afrika vanuit het kinderperspectief. Als
exempels van de Tsjechische boeken gebruik ik Kleurloze herinneringen (in Tsjechisch Nebarevné vzpomínky) van Martin Vopěnka en het opmerkelijke boek
dat vooral op illustraties berust van Petr Sís Muur (in Tsjechisch Zeď).
Deze omvatten in vergelijking met de gekozen Zuid-Afrikaanse boeken een groter
tijdperk maar de kindertijd van de vertellers ligt ook in de jaren zestig. Ze
zijn niet in het Nederlands vertaald, de citaten heb ik ten behoeve van dit
werkstuk vertaald.
3 Weerspiegeling van de wereld in de gekozen boeken
Hoewel de boeken van
elkaar van thema verschillen, vond ik overeenkomstige elementen die in twee
groepen kunnen worden verdeeld. De eerste is het leven buiten de familie die
vooral de rol van de politiek en het beeld van de school behandelt. De tweede
is het leven binnen de familie dat vooral op het plaatselijke samenleven met
mensen is gericht. De grenzen tussen deze groepen zijn niet strikt en er zijn
overeenkomsten.
3.1 Buiten de familie
3.1.1 Politiek
Bij de gewone
kindervertellers in boeken met een nostalgisch onderwerp ontdekt men bij de karakterisering
van volwassenen zelden hun politieke preferenties. De politiek is iets waarop
de kinderen nauwelijks letten. Als ze over grote mensen nadenken is dat vooral
in het kader van hun eigen ervaringen met die concrete persoon. In het
Tsjechische boek van Karel Poláček Wij
waren met ons vijven (in Tsjechisch Bylo
nás pět) (1984: 19) beschrijft de kinderverteller de vader van zijn vriend
op deze manier: “Zijn vader, meneer Martin Bejval, is de sterkste van allen.
Hij verzet zich tegen iedereen zonder angst, hij verslaat iedereen.” [1]
Over de politieke preferenties van meneer Bejval vindt men geen woord.
Daarentegen is dit in de drie vertellende geanalyseerde boeken bij veel
personages op de ene of andere manier wel vermeldt. Alleen in de cartoon
ontbreekt dit punt want daarin worden de anderen niet gedetailleerd beschreven.
“Ma is een Sap. Volgens haar hebben alle mensen rechten.” (Van Tonder
2008: 14)
“Papa zei dat de Jacobsen Sappe zijn en het enige waar ze verder nog
benul van hebben is de royal family.” (Goosen 1993: 98)
“Ook de opa Antonin van mijn vaders zijde was in de communistische
partij.” [2](Vopěnka
2013: 16)
4 Conclusie
De vertellers in de
gekozen boeken wijken in bepaalde aspecten van de gewone kindervertellers af.
Ze vestigen aandacht op de politieke preferenties van mensen en op school
krijgen ze ideologisch gekleurde informatie. Hun families benadrukken de regel
dat spreken zilver is en zwijgen goud. Ze proberen hun kinderen attenderen op
het feit dat ook de buren voor de familie gevaarlijk kunnen zijn. Andere
aspecten, hier wordt alleen de kwestie van de godsdienst genoemd, laten de
inhoudelijke verschillen tussen de ideologieën in de gekozen boeken zien. De
gevonden parallellen hangen dus met de totaliteit samen en ze zouden ook in
boeken uit andere totalitaire staten gevonden kunnen worden. Interessant zou de
vergelijking van boeken over de apartheid in Zuid-Afrika en over Nazi-Duitsland
zijn. In beide hebben de rasverschillen een rol van belang gespeeld wat een
uitdaging voor de kinderverteller zou moeten zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten