Maak eens
een wereld
Professor Pekelder
Veel mensen denken
dat elk verschijnsel een naam heeft of zou moeten hebben. Het eerste is niet
juist en het tweede is onmogelijk. Dat het eerste onjuist is, zie je als je
talen vergelijkt. We nemen het Franse cadet.
Dit woordje is niet in het Nederlands te vertalen. Je kunt het alleen
omschrijven: ‘het op een na oudste mannelijke kind binnen een en hetzelfde
gezin’. Hoe komt dat? De reden is dat Nederlandstaligen er in hun hoofd geen
aparte categorie voor hebben gemaakt. Het omgekeerde bestaat ook. Voor het
verschijnsel ‘een aaneengesloten periode van een volledige dag en een volledige
nacht’ hebben de Franstaligen geen apart woord. Het Nederlands kent etmaal. De vraag rijst nu waarom niet
alle verschijnselen een naam dragen. Zoals we uit de twee voorbeelden kunnen
leren, heeft dat niets te maken met het al dan niet bestaan van die
verschijnselen. ‘Etmalen’ en ‘cadets’ hebben we volop, zowel in de
Nederlandstalige als in de Franstalige wereld. De reden is dat het maken van
categorieën in je hoofd vanuit een taalkundig oogpunt op een willekeurige
manier plaatsvindt. Maar waarom dan die willekeurigheid zou je zeggen. Waarom
maken niet alle mensen dezelfde categorieën? Dit hangt samen met de vrijheid
die mensen genieten om werelden te maken. Uiteindelijk is de beslissende factor
de (sub)cultuur waartoe ze behoren. Deze stand van zaken heeft een opmerkelijk
gevolg. Mensen maken niet alleen categorieën van waarneembare verschijnselen,
dat wil zeggen verschijnselen die via onze zintuigen tot ons komen, maar ook
van verschijnselen die ze zelf verzonnen lijken te hebben. In theorie is het
aantal verschijnselen dus oneindig. We kunnen zoveel werelden en dus
categorieën maken als we willen. Laten we twee voorbeelden noemen: de wereld
van de wiskunde en de geloofswereld. Beide zitten boordevol categorieën die
niet rechtstreeks waarneembaar zijn: sinus, wortel, God, engel. Een
intrigerende vraag is nu of deze werelden inderdaad verzonnen zijn of dat de
betreffende categorieën teruggaan op bestaande verschijnselen. Hoe verklaar je
bijvoorbeeld dat de wiskunde erin slaagt om op magistrale wijze het universum
te beschrijven? Het is meerdere malen gebeurd dat wiskundige theorieën bepaalde
verschijnselen afdwongen, terwijl deze nog nooit geobserveerd waren. Denk aan
Einsteins voorspelling van de afbuiging van het licht. De hamvraag is dus of
ons universum gebouwd is op basis van wiskundige principes - God als winnaar
van de eerste Fieldmedaille? - of dat wij de wiskunde gewoon hebben verzonnen
als een handig beschrijvingsmodel. Ook de geloofswereld stelt ons voor een
intrigerende vraag. Zijn het allemaal verzinsels of gaan de betreffende
categorieën terug op verschijnselen die we via onze zogenaamde interne
zintuigen hebben waargenomen (instinct, intuïtie, enz.)? Weet u wat nu zo fijn
is? Dat elk mens deze vragen in alle vrijheid voor zichzelf mag beantwoorden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten