Onbegrensde mogelijkheden?
Professor Pekelder
Wetenschappers hebben een hardgrondige hekel aan
onbegrensde mogelijkheden. Dit is begrijpelijk omdat ze op zoek zijn naar
wetmatigheden, regels, structuren. Met andere woorden: ze zijn uitsluitend
geïnteresseerd in wat regelmatig is, in constanten, en dus in wat onmogelijk is,
in wat niet kan bestaan omdat het niet onder de regels valt.
Als we deze
redenering toepassen op de taalwetenschap, dan moeten we constateren dat het
erop lijkt dat in talen alles mogelijk is. Er zijn talen waarin je het woord
dat ‘huis’ aanduidt in de verleden tijd kunt zetten. Er zijn talen die een
‘broekriem’, die we in het indoëuropees als een ding zien, als een toestand
interpreteren. Er zijn talen die voorzetsels vervoegen, er zijn talen die geen
onderscheid maken tussen werkwoorden en zelfstandige naamwoorden, er zijn talen
zonder de categorie ‘toekomende tijd’, enzovoorts.
Is taalwetenschap eigenlijk
wel een wetenschap? Het antwoord is ‘ja’ om de eenvoudige reden dat binnen een
bepaalde taal of taalfamilie niet alles mogelijk is. Dit betekent dat er
bepaalde regels bestaan. Er rijst nu wel een ander probleem, namelijk of het
wel juist is om van algemene taalwetenschap te spreken. Als er niets algemeens
is, is er ook geen algemene taalwetenschap, zou je zeggen. Het ligt er een
beetje aan hoe je het woord algemeen
interpreteert. Het feit dat in talen alles mogelijk is, betekent niet dat er geen
verschijnselen bestaan die in alle talen voorkomen. Alle talen zijn opgebouwd
uit twee soorten discrete eenheden: fonemen en syllabes die geen betekenis
dragen en morfemen, woorden en woordgroepen die wel betekenis dragen. Bovendien
bevatten alle talen regels die deze eenheden in bepaalde volgordes zetten. Deze
regels verschillen meestal per taal(familie), maar in geen enkele taal kun je
de eenheden in om het even welke volgorde zetten zonder dat de betekenis of de
interpretatie ingrijpend of soms heel subtiel verandert.
Ten slotte zijn er
waarschijnlijk volgorderegels die voor alle talen gelden. Deze zijn echter niet
strikt taalkundig van aard maar algemeen cognitief. Mensen hebben bijvoorbeeld
de neiging om het onbekende te benaderen vanuit het bekende, eerder dan
omgekeerd. Dit verklaart waarom talen die zelfstandige pronomina hebben, deze
meestal ergens vooraan in de zin zetten en zelden of nooit ergens achteraan.
Pronomina duiden immers bekende informatie aan. Een voorbeeld? Als ik tegen
mijn vrouw zeg: Ik kom vanavond laat
thuis, dan zal zij niet vragen: Ok,
maar wie is ik?
Jan Pekelder
Geen opmerkingen:
Een reactie posten