maandag 20 april 2015

Vertaling van een fragment uit 'Corsetten voor een libel' (1970) van A. Koolhaas


Jak se to toho dne událo?
Bylo šíleně krásné počasí. Říčka, která vytéká z lesa, najednou dorazila na přímé slunce a to je obrovský rozdíl oproti stínu, který v lese panuje. Ale skoro hned za lesem stála taková hráz. Malá, nepochybně. Postavená už tak před stoletím. Nahoře dlouhé kusy přírodního kamene a uprostřed prkna. Člověk mohl nejvyšší prkna oddělat a zase je zasadit zpátky. Takto se dala trochu řídit hladina vody za hrází.
Voda tekla přes prkna. S trochou dobré vůle to mohl člověk nazývat vodopádkem; asi metr a půl vysokým. Dobře, toto všechno není zase tak zajímavé, kromě pro bytosti, které rády naslouchají zvuku vodopádu, pro ty, kterým se takový výhled líbí, rády se tam posadí, nebo které se okamžitě pokusí vyskočit nahoru.
To poslední je případ pstruhů. I tohoto hodně malého. Připlaval z oblasti, kterou bychom nazvali dolní tok řeky, a dostal se k hrázi a nemohl už tedy dál. Ne, že by mu na tom záleželo. Ještě mu nezáleželo na ničem, ale najednou si všiml, že mu z vrchu padá voda na hlavu a okamžitě skočil po proudu nahoru.
Teď se toho musí prvně hodně zvážit.
Proud je příliš silné slovo.
Horní tok řeky (opět, horní tok je stejně tak přehnaný jako dolní tok, protože ta říčka byla tak malá) neměl dnes dostatek vody, aby mohl téct přes prkna, ale v kamenité části hráze byla dírka a tam protékal proud ve skoro líném oblouku, který se pak vléval do dolního toku. Proudek, který není o nic zajímavější než Čůrající chlapeček v Bruselu a asi osmdesát centimetrů vysoký. Nicméně padal přímo na hlavu malého pstruha ani ne centimetr dlouhého a ten si pomyslel: proud na hlavě? Skoč!
  
Úryvek z knihy: A. Koolhaas, Corsetten voor een libel (1970, Korzety pro vážku)
Překlad Ivana Hrabalová


Úryvek v originále zní:

Hoe ging het toe op die dag?
Het was krankzinnig mooi weer. Het riviertje dat uit het bos kwam belandde ineens in de volle zon en dat is een geweldig verschil met de schaduw die in een bos heerst. Maar vrijwel direct achter het bos lag een soort dam. Een kleine weliswaar. Al wel een eeuw geleden gemetseld. Bovenop, lange stukken natuursteen en in het midden planken. De bovenste planken kon men wegnemen en er weer tussenzetten. Daarmee regelde men zo’n beetje de waterstand achter de dam.
Het water stroomde over de planken. Met wat goede wil kon men dat een watervalletje noemen; ongeveer van anderhalve meter hoog. Goed, dat is allemaal niet zo belangwekkend, behalve voor wezens die graag naar het geluid van zo’n waterval luisteren, die het een mooi gezicht vinden, die er graag in gaan zitten, of die er onmiddellijk tegenop proberen te springen.
Dat laatste is het geval met de forellen. Ook met deze hele kleine. Hij kwam aangezwommen van wat we dan de benedenloop zullen noemen en bij de dam gekomen, kon hij dus niet verder. Niet dat hij dat in de gaten had. Hij had nog niets in de gaten, maar hij merkte ineens dat er water van boven kwam vallen op zijn kop en meteen sprong hij in die straal omhoog.
Er moet nu eerst een heleboel op schaal gebracht worden.
Straal is een te groot woord.
De bovenloop (nogmaals bovenloop is even overdreven als benedenloop omdat het riviertje zo klein is) had niet genoeg water om over de planken te stromen deze dag, maar er zat een gaatje in het stenen deel van de dam en daar kwam een straaltje door dat met een tamelijk lusteloze boog dan in het water van de benedenloop kwam. Een straaltje niet veel indrukwekkender dan van Manneke Pis te Brussel en ongeveer tachtig centimeter hoog. Niettemin kwam het precies op de kop van de kleine forel van nauwelijks een centimeter lengte terecht en die dacht: straal op mijn kop? Springen!

Fragment uit: A. Koolhaas (1970). Corsetten voor een libel. Amsterdam: G.A. van Oorschot (p. 8-9)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten