Taal en Liefde door Professor Pekelder
Als Jan tegen Marie zegt: “Ik hou van jou” en zij antwoordt: “Ik ook”, dan lijkt dat duidelijk, maar dat is het niet. Jan moet namelijk drie problemen oplossen.
Wat hoort Jan? Hij hoort: [ɪkok] (“ik kook”). Toch zal hij
begrijpen “Ik ook”, omdat Jan - net zoals de meeste mensen - het erover eens is
dat “Ik kook” op z’n zachtst gezegd een onverwachte reactie zou zijn. Nu ligt
dit noch aan het ene, noch aan het andere zinnetje, maar aan de combinatie van
de twee. Als ik een andere combinatie maak, bijvoorbeeld de vraag “Wat ben je aan
het doen?” en het antwoord “Ik kook”, of de mededeling “Ik hou van jou” en de
reactie “Ik hou ook van jou”, dan is er niets aan de hand…
Het tweede probleem dat Jan moet oplossen is een stuk ingewikkelder. Hoe je
het ook went of keert, in elke zin zitten ‘gaten’. Dat betekent: niet
uitgedrukte gedachtes. In de zin “Ik ook” hebben we onder andere een gat op de
plaats van het werkwoord en een gat op de plaats van het object. Laten we deze
gaten nu eens opvullen en voor de duidelijkheid in cursief zetten. Dan krijgen
we: “Ik hou ook van jou”. Het leuke is nu dat op de plaats van jou ook heel goed mij kan
staan: “Ik hou ook van mij” als reactie op “Ik hou van jou”. Ook dit is uiteraard
een onverwacht zinnetje. Voor het gemak gaat Jan er dan maar van uit dat Marie iets
anders bedoelt. Toch is deze reactie nog niet zo gek. Ze ligt zelfs erg voor de
hand. Als je namelijk met “Ik ook” reageert op een bepaalde mededeling, dan ‘doe’
je of ‘denk’ je meestal hetzelfde als de mededeler: “Ik ga naar de markt”,
reactie: “Ik ook” of “Ik denk dat ik hem ken”, reactie: “Ik ook”. Die dubbele
mogelijkheid van zonet, jou of mij, heeft te maken met het feit dat de
aangesprokene ‘Marie’ voorkomt in de zin van Jan, namelijk door middel van het
woordje jou. De ‘normale’ tendens is dan
dat de ‘ik’ en de ‘jou’ van Jan respectievelijk ‘jou’ en ‘ik’ worden voor
Marie, maar dat is dus niet verplicht. Het wordt nog leuker als je er een derde
persoon bij betrekt. Stel: Jan zegt tegen Marie “Ik hou van jou”. De derde
persoon - laten we haar Fleur noemen - reageert met het zinnetje: “Ik ook”. Dan
kan dat alleen maar betekenen: “Ik hou ook van Marie”. In dit geval kan het genoemde
gat maar op één manier opgevuld worden: de ‘ik’ van Jan wordt vervangen door de
‘ik’ van Fleur, terwijl de ‘jou’ van Jan dezelfde is als die van Fleur.
Het derde probleem dat Jan moet oplossen, is onoplosbaar. Het gaat om de
betekenis van houden van. Als Jan zegt
dat hij van Marie houdt en Marie zegt dat ze van Jan houdt, gaat Jan er voor
het gemak van uit dat het houden van van
Marie min of meer hetzelfde betekent als zijn houden van. Dezelfde redenering geldt voor Marie. Ze nemen dus aan
dat ze hetzelfde bedoelen. Dat is niet alleen onbewijsbaar, maar tevens hoogst onwaarschijnlijk.
Kortom: taal zit vol gaten en liefde blijft een mysterie.
Jan Pekelder
Geen opmerkingen:
Een reactie posten